Paragraaf 2 'Europa wordt christelijk'

Paragraaf 2 van hoofdstuk 3 gaat over het christelijk worden van Europa. In Europa was in de periode 500 - 1000 n chr. nog niet iedereen christelijk. Rondom de middellandse zee, het gebied waar het centrum was geweest van de Romeinen, waren de mensen wel al veelal christelijk geworden. Dit had te maken met het feit dat de Romeinen in 380 (4e eeuw dus) van het christendom hun staatsgodsdienst maakten. 

Echter aan de buitenranden van het rijk waren nog heel veel mensen niet christelijk. De meeste van deze mensen (bijv. Germaanse stammen) geloofden nog in een natuurgodsdienst (dat was een polytheistische godsdienst): de Germanen aanbaden elementen uit de natuur zoals bijvoorbeeld een rivier, of een heilige boom. 

In de vroege middeleeuwen kwam er een zogenaamd kersteningsproces op gang: dat wil zeggen dat onder leiding van de kerk en het Germaanse koningshuis van de Franken Germanen die nog niet christelijk waren, christelijk werden gemaakt. Dit proces heet dus 'kerstening'. Hoe dat in z'n werk ging, en wie hierin een hoofdrol speelden leer je in deze paragraaf. Dat is ook erg belangrijk om te weten bij toetsen. 

Het bijpassende kenmerkende aspect = 'De verspreiding van het christendom in geheel Europa'

Uitleg

Paragraaf 2: powerpointpresentatie

Filmpje

Film 'de verspreiding van het christendom in geheel Europa'