De tabel die we gemaakt hebben, kunnen we uitbreiden tot een tabel voor alle hoeken tussen 0 en 90 graden. Die staat hieronder.
Voorbeeld 1
Hiernaast staat een tekening op schaal van driehoek ABP van opgave over de Brug in het leerobject "Tekene op schaal". Daar heb je de lengte van AB gemeten.
Je kunt die lengte ook met behulp van de tabel berekenen. In de tabel zie je bij hoek 39° dat de breuk = 0,810, dus AB = 200 ⋅ 0,810 ≈ 162.
Vergelijk dat met jouw antwoord voor de afstand tussen de twee peilers in opgave 2.
Merk op dat je met de tabel sneller en nauwkeuriger werkt: je hoeft geen tekening te maken.
Voorbeeld 2
In het leerobject 'Driehoeken tekenen' 7 heb je een rechthoekige driehoek met rechthoekszijden van 24 en 35 mm getekend.
De hoeken van die driehoek kun je met de tabel berekenen!
Voor het gemak geven we de hoekpunten van de driehoek namen: zie plaatje.
Voor hoek BAC geldt: = 24/35 ≈ 0,686.
In de tabel kun je de bijbehorende hoek terugzoeken: tussen de 34 en 35 graden.
We houden het op 34 graden ( 0,675 ligt het dichtst bij 0,686).
Dus ∠BAC ≈ 34° en dan is ∠ABC ≈ 90 − 34 ≈ 56°.