Vraagwoorden
Een vraagwoord gebruik je om een vraag te stellen. In het Engels heb je de volgende vraagwoorden:
Met Who vraag je naar personen: wie?
- Who is that woman? - Wie is die vrouw?
Which gebruik je als je iemand wil laten kiezen uit een beperkt aantal: wat/welke?
- Which do you prefer: coffee or tea? - Wat heb je liever: koffie of thee?
- Which jacket do you want to buy? The blue one or the black one? - Welke jas wil je kopen? De blauwe of de zwarte?
What gebruik je om te vragen naar zaken in het algemeen. Er is geen beperkte keuze: wat?
- What kind of films do you like? - Wat voor soort films vind je leuk?
- What are you going to do tonight? - Wat ga je vanavond doen?
Met When vraag je naar een tijdstip: wanneer?
- When are you going to do your homework? - Wanneer ga je je huiswerk maken?
Met Where vraag je naar een plaats: waar?
- Where is my new bike? - Waar is mijn nieuwe fiets?
Met Why vraag je naar een reden: waarom?
- Why are you angry? - Waarom ben je boos?
- Why are you always teasing me? - Waarom pest je me de hele tijd?
Met How vraag je naar een manier: hoe?
- How did you get here? By bus? - Hoe ben je hier gekomen? Met de bus?
- How do you like your coffee? With milk and sugar? - Hoe wil je je koffie? Met melk en suiker?
Let op! Soms gebruik je in het Engels een ander vraagwoord dan je zou verwachten:
- Which do you prefer: coffee or tea? - Wat heb je liever: koffie of thee?
- What time is it? - Hoe laat is het?
- What are you looking for? - Waar zoek je naar?