De zin ‘The teacher told Julia to do her project well’ is een zin in de beschrijvende vorm (active). In de zin is 'told' het werkwoordelijk gezegde.
In actieve zinnen (zinnen in de beschrijvende vorm) doet het onderwerp (The teacher) iets actiefs met betrekking tot het lijdend voorwerp (Julia).
De zin ‘Julia was told to do her project well (by the teacher)’ staat in de lijdende vorm (passive).
In een passieve zin doet het onderwerp niets met betrekking tot het lijdend voorwerp. Je kunt het in veel zinnen, zoals in het voorbeeld, zelfs weglaten.
De lijdende vorm (de passive) maak je met een vorm van to be + lijdend voorwerp. Belangrijk om te onthouden, de vorm van to be wordt bepaald door de tijd waarin de actieve zin staat.
Tijd |
Active |
Passive |
Present simple |
(don’t / doesn’t +) hele ww (+ - ‘s’ ) |
am / are / is + voltooid deelwoord |
Past simple |
(didn’t +) hele ww |
was / were + voltooid deelwoord |
Er zijn vier stappen om een passive te maken:
Voorbeelden:
Soms kun je het stukje ‘by’ weglaten, als de nadruk ligt op wat er gebeurd is en het niet belangrijk is door wie.
Bijvoorbeeld:
Our car was fixed today. (De mechanic wordt hier dus weggelaten).
Onze auto is vandaag gerepareerd.
The house was painted yesterday.
Het huis is gisteren geschilderd.