Om te zeggen dat je iets in de toekomst gaat doen of iets in de toekomst gebeurt,
kun je de 'will-future' gebruiken.
Je gebruikt de 'will-future' voor
- gebeurtenissen in de toekomst waar je geen invloed op hebt:
- voorspellingen (herkenbaar aan woorden als: I think, I hope, I'm afraid)
- spontane plannen:
Vaak wordt de korte vorm van will gebruikt.
Dat kan bij alle persoonlijk voornaamwoorden: I, you, he, she, it, we, they.
I will help you. - I'll help you.
You will see me there. - You’ll see me there.
He will help you. - He'll help you.
She will help you. - She’ll help you.
It will be okay. - it’ll be okay.
We will help you. - we’ll help you.
They will help you. - They'll help you
Ook in vraagzinnen en in ontkennende zinnen kun je de 'will-future' gebruiken.
Will + not wordt vaak verkort tot won’t.