Verbindingswoorden (conjunctions) zijn woorden als and, or en but.
Ze worden gebruikt om verschillende zinnen en/of woorden te verbinden. Voorbeelden:
The animal is large but timid.
Is this a sheep or a goat?
It's cold, wet and windy today.
A cat and its kittens.
Slow but steady
A horse, a zebra or a donkey?
Andere woorden die woorden gebruikt als verbindingswoorden zijn: for, nor, yet, so. Voorbeelden:
I'm hungry, for I haven't eaten lunch yet.
Ik heb honger, want ik heb nog geen lunch gehad.
I haven’t had anything to eat, nor did I have anything to drink.
Ik heb nog niets gegeten noch gedronken.
I have been eating all day, yet I’m still hungry.
Ik ben al de hele dag aan het eten, toch heb ik nog steeds honger.
I just had a three course meal, so I’m rather full.
Ik heb zojuist een driegangenmaaltijd gehad, dus zit ik nogal vol.
Sommige verbindingswoorden komen in combinatie voor. Voorbeelden:
He is not only handsome, but he is also brilliant.
Hij is niet alleen knap, maar ook briljant.
Both the cross country team and the swimming team are doing well.
Zowel het cross countryteam als het zwemteam doen het goed.
Just as many Americans love basketball, so many Canadians love ice hockey.
Zoals veel Amerikanen van basketbal houden, houden veel Canadezen van ijshockey.
Whether you stay or go is your decision.
Of je gaat of blijft, is jouw beslissing.