Woordvolgorde - 2

Bij vragen begin je met een vragend voornaamwoord en/of een hulpwerkwoord. Pas daarna komt het onderwerp en pas dáárna de rest van de werkwoorden (als die er zijn).

vragend vnw hulpwerkwoord onderwerp rest vd werkwoorden rest van de zin
  Are you   a fool?
  Can he speak Spanish?
Why are they laughing?