Leerdoelen:
8. Ik kan prijzen vergelijken door deze om te rekenen naar een gelijke hoeveelheid.
9. Ik kan een begroting van mijn eigen inkomsten en uitgaven maken.
Lees de tekst:
De hoeveelheid geld waarvan een gezin in een bepaalde periode rond moet komen, noem je het budget van het gezin. Een overzicht van de verwachte inkomsten en de verwachte uitgaven in een bepaalde periode noem je een begroting. Met budgetproblemen kun je aankloppen bij het NIBUD, het Nationaal Instituut voor budgetvoorlichting. Door het gebruik van apparaten worden apparaten minder waard. Om als het apparaat is afgeschreven een nieuwe te kunnen kopen, moet je geld reserveren.
Voorbeeld
Je koopt een wasmachine voor € 1500,-. De verwachting is dat de wasmachine 5 jaar mee kan. Je verwacht dat dan een nieuwe wasmachine € 1800,- kost. Per jaar moet je dan reserveren.
Als je prijzen gaat vergelijken, maar de hoeveelheden zijn niet gelijk, dan moet je de prijzen omrekenen naar een gelijke hoeveelheid.
Voorbeeld
Van een bepaald artikel zijn twee merken te koop.
- Merk A kost € 10,50 voor 6 kilo.
- Merk B kost € 8,10 voor 4,5 kilo.
Welk merk is het goedkoopst?
Bereken de prijs per kilo.
- Merk A kost per kilo € 10,50 : 6 = € 1,75
- Merk B kost per kilo € 8,10 : 4,5 = € 1,80
Dus merk A is goedkoper dan merk B.
Opdracht 9
Maak de toets en plak het resultaat in je Word-document
Bezuinigen
Anne is een student. Zij heeft € 800,- aan inkomsten per maand.
In de tabel zie je de uitgaven van Anne in de maand september.
Dagelijkse uitgaven | vaste lasten | Incidentele uitgaven | |
Boodschappen | €180,- | ||
Huur | €300,- | ||
Gas/Water/Licht | €40,- | ||
Verzekeringen | €24,- | ||
Studieboeken | €200,- | ||
Kleding | €140,- | ||
Telefoon | €45,- |
Opdracht 10
Beantwoord de volgende vragen in je word-document:
a. Komt Anne in september uit met haar inkomsten?
b. Hoe kun je in een maand meer uitgeven dan je inkomen toelaat? Geef twee mogelijkheden.
c. Wat denk je, zijn de uitgaven van Anne iedere maand even hoog?
d. Leg uit waarom wel of waarom niet.
e. Op welke uitgaven kan Anne het gemakkelijkst bezuinigen?
Opdracht 11
Inkomsten en uitgaven
Een gezin heeft een schatting gemaakt van de uitgaven voor het komend jaar.
Periode | Bedrag | |
Boodschappen | wekelijks | €120,- |
Huur/Gas/Water/Licht | maandelijks | €800,- |
Kleding | maandelijks | €400,- |
Auto | wekelijks | €60,- |
Vakantie | jaarlijks | €2520,- |
Overige | maandelijks | €300,- |
De inkomsten van het gezin bedragen € 2500,- per maand.
Is dat genoeg? Leg je antwoord uit door middel van een berekening die je maakt in je word-document.
Opdracht 12
Beantwoord de volgende 2 vragen:
1 Reserveren
Tom Sloep reserveert € 40,- per maand om een nieuwe televisie te kopen.
De televisie die hij op het oog heeft, kost € 600,-.
Over hoeveel maanden kan Tom de televisie kopen?
2 Prijzen vergelijken
In de tabellen worden twee merken pindakaas met elkaar vergeleken.
Welk merk is voordeliger?
Aanwijzing: bereken de prijs per 100 gram!
Merk A
Prijs | €4,10 |
Gewicht | 200 gram |
Merk B
Prijs | €3,80 |
Gewicht | 180 gram |
Opdracht 14
Maak de toets en plak het resultaat in je Word-document.
Opdracht 15
Eindproduct
Je sluit deze paragraaf af met het maken van een begroting van jouw inkomsten en uitgaven.
Maak de begroting op papier.