Leerdoelen:
12. Ik kan de 3 functies van geld benoemen en bij elke functie een voorbeeld noemen.
13. Ik kan het verschil uitleggen tussen giraal en chartaal geld.
Lees de tekst:
Geld
Geld is een algemeen aanvaard betaalmiddel: iedereen accepteert het en je kunt er verschillende producten mee kopen. Vaak worden er drie functies van geld onderscheiden.
Je kunt op twee verschillende manieren goederen of diensten 'ruilen':
Directe ruil:
Wanneer een product of dienst tegen een product of dienst wordt geruild.
Voorbeeld: Als je in ruil voor het wassen van je vaders auto een nieuwe voetbal van hem krijgt.
Indirecte ruil:
Als je geld gebruikt om een product te kopen
Voorbeeld: Je betaalt € 10,- aan de sportwinkel voor een nieuwe voetbal.
Je kunt op verschillende manieren betalen:
Er zijn verschillende manieren om giraal te betalen.
Dure goederen kun je vaak met een gespreide betaling kopen.
Op het moment dat je iets koopt, betaal je een deel van de prijs, de aanbetaling.
De rest betaal je in termijnen.
Deze vorm van kopen wordt huurkoop of koop of afbetaling genoemd.
Een voordeel van huurkoop is dat je het geld niet in één keer hoeft te hebben.
Nadeel van huurkoop is dat je vaak meer betaalt dan bij betaling ineens.
Opdracht 22
Maak de toets en plak het resultaat in je Word-document
Lees het krantenartikel:
Gemiddeld betaald bedrag met de pinpas daalt
Gemiddeld pinden consumenten per betaling € 34,22.
In 2008 was dat nog € 44,61.
In het 2002 lag dat gemiddelde nog boven de € 47,-.
Mensen pinnen dus steeds kleinere bedragen.
Winkeliers zijn daar blij mee, want het draagt bij aan de veiligheid.
Opdracht 23
Beantwoord de volgende vragen over het krantenartikel in je word-document.
Lees de tekst:
Huurkoop of koop op afbetaling
Soms is het mogelijk om iets te kopen en in gedeelten te betalen.
Op het moment van de koop doe je een aanbetaling, de rest betaal je in termijnen.
Voorbeeld
Een televisie kost bij betaling ineens € 670,-.
Je kunt het toestel ook in termijnen betalen.
Je betaalt op het moment dat je de koop sluit € 150,-.
Vervolgens betaal je 10 maandelijkse termijnen van € 55,-.
Opdracht 24
Beantwoord in je word-document de volgende twee vragen over bovenstaand voorbeeld.
Opdracht 25
Je sluit deze paragraaf af met het maken van een toets.
Plak het resultaat in je Word-document.