Leerdoelen:
18. Ik kan drie redenen noemen om te sparen en bij elke reden een voorbeeld noemen.
19. Ik kan uitleggen waarom de bank zekerheid wil als je bij hun geld leent.
20. Ik kan het verschil uitleggen tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet.
21. Ik kan uitleggen waarom je bij betaling in termijnen meer moet betalen dan bij betaling in één keer
Lees de tekst:
Sparen is het niet uitgeven van geld. Als je spaart, kun je nu minder kopen, maar straks meer. Je verplaatst koopkracht van nu naar de toekomst. Er zijn verschillende redenen om te sparen.
Voorbeeld
Jantine heeft € 1.200,- op een spaarrekening staan.
De bank geeft 5% rente.
Jantine neemt geen geld op van haar rekening.
Je berekent het banksaldo van Jantine na 1 jaar als volgt:
Je berekent het banksaldo van Jantine na 2 jaar als volgt:
Als je geld op een spaarrekening zet, wordt het bedrag steeds hoger doordat je rente krijgt. Maar als de prijzen stijgen, is het nog maar de vraag of je meer kunt kopen met je gespaarde geld.
Het rentepercentage dat een bank geeft, noem je het nominale rentepercentage.
Er geldt:
nominale rentepercentage - inflatiepercentage = reële rentepercentage
Immers: als je 5% rente krijgt (nominaal) en de prijzen stijgen 3% (inflatie) dan houd je maar 2% over (reëel).
Lenen:
Lenen is het geld van een ander gebruiken. Het lenen van geld noem je ook wel krediet krijgen. Het terugbetalen van een lening noem je aflossen. Als je leent, kun je nu meer kopen, maar straks minder: Als je bij een bank geld wilt lenen, zal de bank willen weten of je de lening terug kunt betalen. De bank wil enige zekerheid.
De bank zal vragen:
Als je geld leent bij een bank betaal je rente. Het bedrag dat je aan rente betaalt is meestal een percentage van het bedrag dat je hebt geleend.
Voorbeeld
Jantine heeft € 5.000,- bij een bank geleend.
De bank rekent 8% rente.
Jantine lost aan het eind van ieder jaar € 1000,- af.
Aan het einde van het eerste jaar betaalt Jantine:
Aan het einde van het tweede jaar betaalt Jantine:
Als je voor het kopen van producten geld leent bij een bank, noem je de lening ook wel een consumptief krediet.
Twee vormen van een consumptief krediet zijn:
Dure goederen kun je vaak met een gespreide betaling kopen. Op het moment dat je de koop sluit, betaal je een deel van de prijs, de aanbetaling. De rest betaal je in termijnen. Deze vorm van kopen wordt huurkoop of koop op afbetaling genoemd. Het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling is dat je bij koop op afbetaling meteen eigenaar wordt. Bij huurkoop wordt je pas eigenaar als je de laatste termijn betaald hebt. Huurkoop en koop of afbetaling zijn eigenlijk ook vormen van lenen.
Opdracht 34
Maak de toets en plak het resultaat in je Word-document
Opdracht 35
Om de vragen te kunnen beantwoorden heb je het schema nodig.
Bank | Naam rekening | Minimale inleg € | Rente % | Vrij opnemen € per maand |
Garant | Goudklaver | 1.000 | ... | 5.000 |
ABN-bank | Vrij spaar | geen | ... | alles |
Rabo | Renteplus | 500 | ... | 10.000 |
SR-bank | Spaar ABC | Geen | ... | 2.500 |
Aegon | Klasse | 5.000 | ... | 1.000 |
In het schema zie je een vergelijkend warenonderzoek naar vijf spaarrekeningen.
Beantwoord naar aanleiding van het onderzoek de volgende vragen.
Opdracht 36
Reken uit:
Opdracht 37
Als je geld leent bij een bank betaal je rente.
Mevrouw Kramers leent € 10.000,- bij de bank. De bank rekent 6% rente.
Mevrouw Kramers lost per jaar € 2000,- af.
a. Neem de tabel hieronder over in je word-document en vul het bedrag dat aan rente word betaald in, vul ook de berekening in.
Schuld bij de bank | Rente | Aflossing |
€ 10.000,- | 0,06 x € 10.000,- =€ 600,- | € 2000,- |
€ 8.000,- | € 2000,- | |
€ 6.000,- | € 2000,- | |
€ 4.000,- | € 2000,- | |
€ 2.000,- | € 2000,- |
b. Hoeveel betaalt Mevrouw Kramers in het totaal aan rente over de lening?
Opdracht 38
Leenbedrag
Bekijk de tabel. De tabel gaat over persoonlijke leningen.
In de eerste kolom staan de bedragen die je kunt lenen.
Daarnaast zie je dat je kunt kiezen uit verschillende termijnen.
Bij ieder termijn hoort een ander bedrag dat je maandelijks moet betalen.
Leenbedrag in handen |
Te betalen termijnbedragen per maand voor 6 maanden |
Te betalen termijnbedragen per maand |
Te betalen termijnbedragen per maand |
Te betalen termijnbedragen per maand voor 48 maanden |
Te betalen termijnbedragen per maand |
€ 5.000,- | € 855,94 | € 427,81 | € 228,97 | € 125 | € 140,38 |
€ 10.000,- | € 1710,04 | € 873,09 | € 456,24 | € 248,22 | € 206,94 |
€ 15.000,- | - | € 1307,02 | € 680,57 | € 368,42 | € 306,42 |
€ 30.000,- | - | - | € 1354,90 | € 730,42 | € 606,28 |
€ 50.000,- | - | - | € 2258,17 | € 1217,36 | € 1010,47 |
Tanja en Roel Bos willen € 5000,- lenen.
Ze kiezen voor een termijn van 48 maanden
1. Hoeveel moeten ze maandelijks betalen voor de lening?
2. Hoeveel betalen ze dan in het totaal voor de lening? Noteer je berekening.
3. Hoe groot is het rentebedrag dat ze in het totaal betalen? Noteer je berekening.
Opdracht 39
Maak de toets en plak het resultaat in je Word-document