Aan elkaar of los - 2

In de zin 'Ik val daarvanaf' schrijf je de woorden daar, van en af aan elkaar. 
Je schrijft zulke combinaties niet aan elkaar als een van de woorden bij het werkwoord hoort. 
Bijvoorbeeld bij de werkwoorden: afvallen, afkomen, ingaan, inzitten, uitgaan, uittrekken 

Voorbeelden

Een combinatie van twee woorden waarvan het tweede woord een voorzetsel is, schrijf je soms aan elkaar en soms los.

Voorbeelden