Werkwoorden kun je onderverdelen in sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden.
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarbij in de verleden tijd
de klank verandert:
Voorbeelden
- tt: lopen - vt: liepen,
- tt: kijken - vt: keken,
- tt: geven - vt: gaven
Een overzicht van alle sterke werkwoorden vind je op wikipedia.
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden waarbij in de verleden tijd de klank niet verandert.