Met een -d of een -t
Twijfel je of je een woord met een -d of -t schrijft? Maak het woord langer. Hoor je een d, dan schrijf je een d. Hoor je een t, dan schrijf je een t.
Voorbeeld
- zelfstandige naamwoorden: hond → honden, kist → kisten;
- bijvoeglijke naamwoorden: luid → luide, groot → grote;
- werkwoorden: lopend → lopende kinderen, gemist → gemiste kans.