De zin 'Jan plakt de fietsband.' is een zin in de bedrijvende (actieve) vorm. In de zin staat een werkwoordelijk gezegde (plakt), een onderwerp (Jan) en een lijdend voorwerp (de fietsband).
De zin 'De fietsband wordt door Jan geplakt.' is een zin in de lijdende (passieve) vorm. Het lijdend voorwerp is nu onderwerp geworden. Het onderwerp is een bijwoordelijke bepaling geworden met door. En in het gezegde is een vorm van het hulpwerkwoord worden komen te staan.
Om van een zin in de bedrijvende vorm een zin in de lijdende vorm te maken, gebruik je een van de hulpwerkwoorden zijn of worden.
Voorbeelden