Lijdende en bedrijvende vorm

De zin  'Jan plakt de fietsband.'  is een zin in de bedrijvende (actieve) vorm. In de zin staat een werkwoordelijk gezegde (plakt), een onderwerp (Jan) en een lijdend voorwerp (de fietsband).

De zin 'De fietsband wordt door Jan geplakt.' is een zin in de lijdende (passieve) vorm. Het lijdend voorwerp is nu onderwerp geworden. Het onderwerp is een bijwoordelijke bepaling geworden met door. En in het gezegde is een vorm van het hulpwerkwoord worden komen te staan.

Om van een zin in de bedrijvende vorm een zin in de lijdende vorm te maken, gebruik je een van de hulpwerkwoorden zijn of worden.

Voorbeelden

Zinnen in de lijdende vorm zijn minder direct dan zinnen in de bedrijvende vorm; daarom heeft de bedrijvende vorm dikwijls de voorkeur. Toch zijn er wel redenen om de lijdende vorm te gebruiken. Je gebruikt de lijdende vorm bijvoorbeeld als degene die de handeling verricht niet bekend is. Of als je degene die de handeling verricht niet wilt noemen.

Een andere reden om de lijdende vorm te gebruiken, is om een zinsdeel meer aandacht te geven door het aan het begin van de zin te zetten. Vergelijk de volgende zinnen.

In de tweede zin heeft het aanstootgevende affiche meer aandacht.