Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar een ander voornaamwoord.
Woorden die vaak worden gebruikt als aanwijzend voornaamwoord zijn:
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n, degene, dergelijk(e).
Voorbeelden
Die kleren moeten nodig gewassen worden.
Ik zou dat niet zo stellig durven zeggen.
Zulke dingen kunnen gebeuren.
Zo'n vakantie heb ik nog nooit gemaakt.
Wil degene die dit gedaan heeft, zijn vinger opsteken?