Bijvoeglijke naamwoorden geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. Bijvoeglijke naamwoorden staan vaak direct voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen, maar dat hoeft niet.
Voorbeelden
Een bijvoeglijk naamwoord heeft meestal een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm
(met -e).
Voorbeelden
Veel bijvoeglijke naamwoorden kennen de 'trappen van vergelijking'.
Voorbeelden
Als een bijvoeglijk naamwoord iets vertelt over het materiaal waarvan iets is gemaakt, noemen we dit een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
Dit stoffelijk bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord en eindigt meestal op -en.
Voorbeelden:
Voorbeelden van uitzonderingen:
'en' vaak weg | 'en' altijd weg |
het kunststof kozijn | een nylon broek |
een badstof handdoek | een plastic bal |
de rubber hamer | een platina plaat |