Wie een onderzoek heeft gedaan of een boek heeft gelezen, moet vaak een presentatie (spreekbeurt) of een boekbespreking houden.
Je presenteert nooit je hele boek of onderzoek, maar selecteert alleen de belangrijkste informatie. Belangrijke informatie presenteer je bijvoorbeeld met een PowerPointpresentatie, Prezi of een poster.
Je gebruikt hierbij tekst, afbeeldingen en/of video's om je verhaal te ondersteunen. Zorg voor een korte, krachtige tekst. Gebruik daarom losse woorden of heel korte zinnen. Plaats de woorden en zinnen puntsgewijs onder elkaar in je presentatie en plaats de tekst zo groot dat iedereen dit kan lezen.
Met afbeeldingen of video's maak je je presentatie verder af. Bedenk: een goede afbeelding zegt vaak meer dan 1000 woorden.
Zo bouw je een presentatie logisch op:
Start met de inleiding: vertel het publiek waarover de presentatie gaat.
Plaats de dia's in het middenstuk met de informatie die je wilt vertellen.
Vertel je conclusie in de afsluiting of het slot en geef aan welke bronnen je hebt gebruikt.
Zo bereid je een presentatie voor:
Maak een indeling van je presentatie: inleiding, middenstuk en slot.
Bedenk vervolgens wanneer je welke informatie vertelt.
Maak je PowerPointpresentatie, Prezi of poster.
Maak een spiekbriefje.
Oefen je presentatie voor iemand.
Check of alle hulpmiddelen goed werken.
Zo houd je een presentatie:
Praat rustig en duidelijk.
Spreek met een klein beetje overdrijving; dan komt je verhaal beter over bij je publiek.
Let goed op je houding tijdens je presentatie:
- sta rechtop met twee voeten op de grond;
- stop je handen niet in je zakken;
- maak contact met je publiek door zoveel mogelijk de klas in te kijken.
Geef tijdens de presentatie geen foto’s door in de klas, maar laat ze voor de klas zien.
Zorg ervoor dat ook leerlingen achter in de klas je afbeeldingen en foto’s kunnen zien.