Trema en apostrof
Om uitspraakproblemen te voorkomen worden trema’s en apostrofs gebruikt.
Een trema gebruik je om te voorkomen dat een woord verkeerd wordt uitgesproken.
Voorbeelden
Gebruik een trema bij:
twee klinkers: kopiëren, financiële, poëzie, cocaïne, reünie
maar: gekopieerd, financieel, heiig, begroeiing
maar: gala-avond, radio-uitzending
voltooid deelwoorden + twee klinkers: geëist, geïrriteerd, geüniformeerd
maar geaccepteerd, geoefend, geijverd
meervoud: ideeën, melodieën, bacteriën
leenwoorden : überhaupt, knäckebröd
Een apostrof gebruik je:
als weglatingsteken: ’s-Hertogenbosch,’s avonds
soms in meervoudsvormen: paraplu’s, logo’s, cd's
in bezitsvormen: Carla’s jurk, Max’ zusje
soms in verkleinwoorden: lolly’tje