Oorzakelijk en redengevend verband

Oorzakelijk verband
Bij een oorzakelijk verband heb je te maken met een oorzaak en een gevolg.
Voorbeeld

Een oorzakelijk verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
door, doordat, ten gevolge van, daardoor, zodat, waardoor, enzovoort.

Redengevend verband 
Het redengevend verband lijkt op het oorzakelijk verband. Het verschil is dat je bij een reden zelf een besluit kunt nemen om iets wel of niet te doen en bij een oorzaak niet. 

Voorbeeld: Omdat het regent (reden), trek ik mijn regenpak aan (besluit). 

Er wordt een reden tussen zinnen of alinea's aangeduid. 
Voorbeeld

Een redengevend verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
daarom, daardoor, omdat, want, immers, enzovoort.