De opdracht bestaat er uit een antwoord te formuleren op bovenstaande vraag op basis van (openbare) gegevens. Bij het KNMI zijn op http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/daggegevens dagelijkse weergegevens beschikbaar voor alle Nederlandse weerstations vanaf 1 januari 1951. Deze gegevens staan per weerstation in een komma-gescheiden txt-bestand die elk ongeveer 24 duizend regels bevatten.
Wat moeten leerlingen doen?
Onderzoeksvraag formuleren. Volgt er na een strenge winter vaker een slechte zomer dan na een milde winter?
Onderzoeksvraag specificeren en deelvragen formuleren. Hoe definiëren we een strenge winter en een slechte zomer. Of liever: hoe bepalen we de strengheid van een winter en de slechtheid van een zomer. Waar kijken we dan naar: temperatuur, regenval, windsnelheid? Over welke maanden loopt een winterperiode en een zomerperiode? Welk weerstation kiezen we? Of nemen we alle weerstations mee in ons onderzoek?
Informatiebronnen bedenken. Welke instanties beschikken over gedetailleerde weergegevens? Welke daarvan zijn het meest bruikbaar en betrouwbaar?
Bepalen met welke grafische voorstelling de onderzoeksresultaten gepresenteerd worden. We kunnen voor een spreidingsdiagram kiezen met de strengheid van winters en de slechtheid van zomers als assen en waarin elk jaar als een punt voorgesteld wordt. Hoe meer deze punten in de buurt van elkaar liggen, des te bevestigender is het antwoord. Een alternatief is om op een of andere manier het verschil tussen strengheid van een winter en de slechtheid van de daarop volgende zomer te bepalen en deze verschillen in een staafdiagram te zetten. Hoe meer dit staafdiagram afwijkt van de normale verdeling, des te meer bevestigender is het antwoord.
Hulpmiddelen bedenken. Gebruiken we Excel of specifieke verwerkingssoftware? Kunnen we de gegevens in Excel inlezen, volgens onze ideeën verwerken en de resultaten grafisch presenteren?