Van Industriële Revolutie naar ongelijkheid
De Industriële Revolutie is de periode waarin van handmatig produceren werd overgestapt op machinale productie. De nieuwe (stoom)machines werden opgesteld in fabrieken, vooral in de buurt van steden. Productie met machines was goedkoper dan handwerk en veel handwerkslieden werden min of meer gedwongen in fabrieken te werken. Er kwam een flinke trek op gang van dergelijke handwerkslui die het platteland verruilden voor het werk in de stad. De komst van de fabrieken had tot gevolg dat er een nieuwe klasse ontstond: de arbeidersklasse.
De omstandigheden waarin de arbeiders werkten en woonden waren vaak schandalig. Armoede, uitbuiting, kinderarbeid, het was aan de orde van de dag. En dat terwijl de rijkere klasse de winsten van de fabrieken opstreek. De verschillen werden schrijnend zichtbaar en de gevolgen konden niet uitblijven.
In de volgende video krijg je uitleg over de opkomst van de industrie en de gevolgen daarvan op de maatschappij. Lees daarna de tekst verder en beantwoord de vragen.
Marx was de grondlegger van het socialisme. Hij wees op het verschil tussen de arbeidersklasse en de klasse van de rijke fabrikanten. Hun belangen waren tegengesteld en daar moest strijd op volgen: de klassenstrijd. Volgens Marx kon een revolutie niet uitblijven. Arbeiders zouden de macht in de fabrieken grijpen. De belangrijkste industrieën en de winning van delfstoffen zouden in handen van de staat moeten komen en niet in het bezit van fabrikanten.
De socialistische beweging was niet eensgezind als het ging om hoe de socialistische maatschappij tot stand moest komen. De socialisten wilden revolutie, maar al snel kwamen de sociaaldemocraten die daar niets in zagen. Zij wilden de nodige verbeteringen in de samenleving langs democratische weg afdwingen.
In 1894 werd de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij opgericht, een politieke partij die opkwam voor de belangen van de arbeiders.
Er was nog een andere manier om daaraan te werken. Dat zul je in Stap 3 zien.