Op 28 oktober 1962 maakte Radio-Moskou bekend dat de schepen de blokkade niet zouden doorbreken, maar omkeren. De laatste raketten werden op 20 november uit Cuba weggehaald. De blokkade werd opgeheven en de crisis was voorbij.
Iedereen had tijdens de Cubacrisis zijn adem ingehouden, maar niemand wist hoe dicht de wereld werkelijk bij een kernoorlog is geweest. Uit documenten die jaren later werden vrijgegeven bleek dat de Amerikaanse generaals voor een invasie van Cuba waren. Gelukkig luisterde Kennedy niet naar zijn generaals, maar koos hij voor een zeeblokkade (denk terug aan stap 2).
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie bleek in 1992 dat de Russische generaal Issa Plijev in geval van een invasie van Cuba -zoals de Amerikaanse generaals voorstelden- het Russische leger kernwapens had mogen inzetten.
In 2002 interviewde Barbara Walter, een beroemde Amerikaanse verslaggeefster, de Cubaanse leider Castro. In dat interview zei hij: “Ja, we waren heel dichtbij een nucleaire oorlog, extreem dichtbij. Ik zei tegen Chroestsjov: ‘Er komt een aanval [op Cuba], en als dat gebeurt, geef dan je tegenstander geen kans om als eerste toe te slaan.’”
Het had ook mis kunnen gaan als de Russische ondercommandant Vasili Archipov minder koelbloedig zou hebben gereageerd. De Amerikanen wilden met dieptebommen de Russische onderzeeër B-59 dwingen naar boven te komen. Die dieptebommen veroorzaakten een hels lawaai. De kapitein van de B-59 meende dat de oorlog al was begonnen en wilde nucleaire torpedo’s inzetten tegen de Amerikaanse schepen. Om zo’n kernwapen in te mogen zetten, is de unanieme beslissing van de drie hoogste officiers nodig. De kapitein en een andere ondercommandant waren voor, Archipov was tegen. In plaats van een kernoorlog te beginnen, kwam de B-59 naar de oppervlakte.