Opgaven

1H05.3 Opgaven ........................................................................................................

  Hoeken tekenen

 

  1. Teken in je schrift een hoek P van 40°
  2. Teken nu ook een hoek Q van 115°

 

Driehoek tekenen

 

Je ziet lijnstuk AB getekend.

Lijnstuk AB is het begin van driehoek ABC.

  1. Teken bij punt A een hoek van 40°.
  2. Teken bij punt B een hoek van 70°.
  3. Zet bij het snijpunt van de twee lijnstukjes C.
  4. Hoe groot is C?

 

Deellijn

 

Een deellijn deelt een hoek in twee gelijke delen.

Je ziet hoek P.

  1. Hoe groot is hoek P?
  2. Teken de deellijn van hoek P.

 

 

 

Driehoek

 

 

Teken op je werkblad een driehoek PQR met P = 25° en Q = 130°

 

  Vierhoek

 

  1. Teken in je schrift een horizontaal lijnstuk PQ van 5 cm.
  2. Teken bij punt P een hoek van 65°. Maak het tweede been van hoek P precies 3 cm lang en zet bij het eindpunt S.
  3. Teken bij punt Q een hoek van 80°.
  4. Teken vanaf punt S horizontaal een lijnstuk. Doe het zo, dat je een vierhoek krijgt.
  5. Zet bij het vierde hoekpunt van deze vierhoek de letter R
  6. Meet de hoeken R en S.