In een zonnig vakantieland voelen de meeste mensen zich vrolijk. In het donker zijn veel mensen bang, zeker als ze enge geluiden horen. In dichte mist voelen mensen zich opgesloten.
De plaats, het weer en het tijdstip bepalen de sfeer van een situatie. Ook in verhalen is dat zo. Bij het schrijven van verhalen wordt de sfeer bepaald door:
Zo wordt de sfeer in het verhaal bijvoorbeeld gezellig, eng, spannend of juist mysterieus.
Soms voorspelt de situatie wat er gaat gebeuren: het regent de hele dag en de hoofdpersoon voelt zich triest. Er gebeurt iets vervelends. De zon schijnt op het strand en iedereen is vrolijk.
De hoofdpersoon wordt verliefd. Soms gebeurt er juist iets wat je helemaal niet verwacht. Dan breekt er plotseling een onweer los of gebeurt er een afschuwelijk ongeluk op een vrolijk, zonnig terras.
Zo herken je sfeer.
Handig is te denken aan drie woorden die beginnen met een ‘w’:
Vraag dan: