In een zonnig vakantieland voelt het vaak aangenaam en vrolijk aan. ’s Avonds alleen in het donker zijn, kan eng aanvoelen. Sfeer wordt bepaald door:
In verhalen is dat niet anders. De sfeer wordt bepaald door de schrijver. Die bepaalt zorgvuldig de plaats waar het verhaal zich gaat afspelen. De schrijver bedenkt en beschrijft het weer en bepaalt het tijdstip waarop (of de tijd waarin) het verhaal zich afspeelt. Zo wordt de sfeer in het verhaal bijvoorbeeld spannend of romantisch.
Je herkent de sfeer door stil te staan bij de drie w’s:
Soms voorspelt de sfeer wat er gaat gebeuren.
Voorbeeld
- Het regent de hele dag; er gaat iets naars gebeuren.
- De zon schijnt op het strand; de hoofdpersoon wordt verliefd.
Soms gebeurt er juist iets wat je totaal niet verwacht.
Voorbeeld
- Iedereen zit vrolijk op een terras; er gebeurt plotseling een ongeluk.