Komma en dubbele punt
Komma
In een zin gebruik je een komma om een rustpunt of een pauze aan te geven.
Voorbeeld
- Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.
Je gebruikt een komma:
- tussen twee bijvoegelijke naamwoorden die bij een zelfstandig naamwoord horen.
- Dat meisje heeft mooie, blauwe ogen.
- bij opsommingen in een zin.
- Hij kocht andijvie, boerenkool, wortelen en aardappelen.
- achter een brief aanhef.
- Geachte heer Van Meteren,
Je gebruikt een komma:
- Als je iets toevoegt aan iets wat je net gezegd hebt.
- Janneke, het leukste meisje uit 4h5, heeft nu ook de griep.
- Het oude station, dat op instorten staat, wordt opgeknapt.
- voor voegwoorden als 'omdat' en 'want'.
- We gaan vandaag naar het strand, omdat het mooi weer is.
- We gaan niet schaatsen, want het dooit.
Dubbele punt
Na een dubbele punt komt bijvoorbeeld een opsomming of een citaat.
- Er zijn drie mogelijkheden: rood, wit of blauw.
- De leraar zei: "Doe je boek open op bladzijde 24."