Vaak hoor je aan de manier waarop je een woord uitspreekt of je het woord met een d of met een t schrijft.
Maar soms hoor je dat niet. Bij het woord hond hoor je een t, maar je schrijft een d.
Als je twijfelt of je een woord met een d of met een t schrijft, kun je het woord langer maken. Als je bij het langer maken een d hoort, schrijf je ook een d. Hoor je een t, dan schrijf je een t.
Voorbeelden