De term ‘grondrechten’ is voor het eerst gebruikt in Duitsland. Later werd die term overal in Europa overgenomen. Wat we daar precies mee bedoelen wordt heel verschillend uitgelegd. We geven enkele definities:
Hoofdstuk 1 van de Nederlandse Grondwet telt 23 artikelen. De eerste 18 artikelen worden de klassieke grondrechten genoemd. Het kenmerk van klassieke grondrechten is dat zij de burger beschermen tegen bemoeienis of inmenging van de overheid. De klassieke grondrechten worden ook wel vrijheidsrechten genoemd.
Deze grondrechten zijn voor juristen opgeschreven en niet makkelijk te begrijpen. Zo staat in artikel 7 van de grondwet bijvoorbeeld: ‘Voor het openbaren van gedachten of gevoelens heeft niemand verlof nodig wegens de inhoud daarvan’. Dat betekent in gewoon Nederlands: ‘Iedereen heeft het recht om te zeggen wat hij of zij wil’.
Hieronder is geprobeerd die moeilijke grondrechten wat simpeler op te schrijven:
|
De eerste 18 grondrechten zorgen er onder meer voor dat de regering je zoveel mogelijk met rust laat. Hierbij ligt de nadruk op terreinen waar de overheid zich niet mee mag bemoeien. Een voorbeeld: als jij een demonstratie wilt organiseren, mag de overheid dat niet (zomaar) verbieden.
Verschillende klassieke grondrechten hadden we al in de grondwet van 1848:
Artikel 8: Niemand heeft voorafgaand verlof nodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Artikel 10: Het recht der ingezetenen tot vereniging en vergadering wordt erkend.
Het verschil is dat de klassieke grondrechten tot 1983 niet apart bij elkaar zijn gezet.