In de Eerste Kamer zitten 75 volksvertegenwoordigers. Zij worden niet rechtstreeks gekozen. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten (zie verder stap 4). Voor de Eerste Kamerverkiezingen voeren de politieke partijen geen verkiezingscampagne.
In de loop van de tijd is er veel veranderd in de samenstelling van de Eerste Kamer. Tussen 1815 en 1848 benoemde de koning de Eerste Kamerleden. Zij kregen een plek voor de rest van hun leven.
In 1848 kreeg Nederland het systeem dat we nu nog steeds hebben met getrapte verkiezingen, waarbij de leden van de Provinciale Staten de Eerste Kamerleden kiezen. De Eerste Kamer bestond toen uit 39 leden. Zij kregen een aanstelling voor negen jaar, maar om de drie jaar werd een derde van de Eerste Kamer vernieuwd. In 1923 werd dat veranderd in een aanstelling van zes jaar, waarbij om de drie jaar de helft van de leden vervangen werd.
Sinds 1983 wordt de Eerste Kamer om de vier jaar gekozen en worden alle Eerste Kamerleden tegelijk vervangen.
Ook het aantal Eerste Kamerleden is in de loop van de jaren gestegen, van 30 leden in 1830, naar 39 in 1848, naar 50 in 1888 en naar 75 in 1956.
In de volgende video wordt het kiezen van de Eerste Kamer nog eens duidelijk uitgelegd.
De Eerste Kamer houdt zich bezig met de laatste controle op de wetten die door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Zijn de wetsvoorstellen wel deugdelijk? Zijn ze niet in strijd met andere wetten? De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel alleen goed- of afkeuren, ze mag geen veranderingen voorstellen.
Sommigen vinden de Eerste Kamer overbodig. Volgens hen vindt het echte politieke werk plaats in de Tweede Kamer en doet de Eerste Kamer het werk van de Tweede Kamer alleen maar dunnetjes over. De Socialistische Partij, GroenLinks, D66 en de Partij Voor de Vrijheid hebben gepleit voor opheffing. Anderen vinden het werk van de Eerste Kamer juist zeer waardevol. De Eerste Kamer heeft geen last van het hectische politieke gedoe en kan in alle rust de voorstellen beoordelen.