omschrijven wat de participatiesamenleving is en aangeven waar die term vandaan komt.
twee voorbeelden noemen van verschillen tussen de verzorgingsstaat en de participatiesamenleving.
De drie belangrijkste politieke stromingen toelichten: het liberalisme, het socialisme en het confessionalisme en van elke politieke stroming enkele kenmerken noemen.
Uitleggen bij welke politieke stroming respectievelijk de verzorgingsstaat en de participatiesamenleving het beste passen.