Stap 2 - ​Van armenzorg naar pensioen

Pijler 1

Tot in de 19e eeuw waren mensen die vanwege ouderdom niet meer konden werken, vaak slecht af. Wie geluk had, kon terecht bij de kerk, de gemeente, familie of vrienden.

In 1854 werd de Armenwet ingevoerd. Daarmee werd de basis gelegd voor de eerste pijler van het pensioenstelsel. Want de Armenwet was er onder meer voor de mensen die vanwege hun ouderdom niet meer konden werken. Veel moet je je er niet van voorstellen want de overheid liet zorg voor arme mensen zoveel mogelijk over aan kerkelijke en andere instellingen. Die instellingen konden door de grote toename van de armoede de zorg niet meer aan. Daarom sprong de overheid steeds meer bij. Uiteindelijk nam de staat deze zorg helemaal over toen in 1957 de Algemene Ouderdomswet (AOW) werd ingevoerd. Hiermee was de eerste pijler afgerond.

Pijler 2

In 1836 legde de nationale overheid de basis voor de tweede pijler van het pensioenstelsel. Toen richtte de overheid een pensioenfonds op voor een deel van de ambtenaren. Vanaf 1890 bouwden alle rijksambtenaren bij dit pensioenfonds hun pensioen op.

Tegen het einde van de 19e eeuw begonnen ook bedrijven pensioenfondsen op te zetten voor hun werknemers. In 1887 zei Jacques van Marken, oprichter van de Delftse Gist- en Spiritusfabriek en van Calvé, over een pensioenregeling “een billijke pensioenverzekering behoort, behalve een redelijk loon, tot den kostenden prijs van den arbeid”. Tegen 1890 hadden 30 van de 3.000 bedrijven in Nederland zo’n regeling. Een van die bedrijven was de dekenfabriek Zaalberg in Leiden. De eigenaar van die fabriek keerde in 1897 drie gulden per week uit aan oud-werknemers (terwijl mensen die bij hem in loondienst waren, zeven tot tien gulden per week verdienden). Steeds meer bedrijven volgden het voorbeeld van Zaalberg, maar het ging niet snel. In 1938 bouwde nog maar 8% van alle arbeiders in Nederland via hun werkgever een pensioen op. Nu doet bijna iedereen in loondienst dat.

Pijler 3

Dat mensen individuele aanvullend pensioen op kunnen bouwen bij een bank of verzekeringsbedrijf is niet nieuw. Dat kon al in de 19e eeuw. Maar het was toen maar voor een enkeling weggelegd. Voor arbeiders was een dergelijke verzekering veel te duur en ook voor de meeste kleine zelfstandigen. Toen de welvaart in Nederland na de Tweede Wereldoorlog steeg, werd een individueel aanvullend pensioen voor meer mensen betaalbaar.