Stap 3 - Werkende vrouwen

Gratis kresjes (crèches),
affiche van Dolle Mina

Tijdens de crisis in de jaren dertig kregen alleen werkloze mannen een uitkering, vrouwen niet. Een werkende vrouw werd gezien als iemand die een man het brood uit de mond wilde stoten. In 1937 probeerden katholieke politici alle arbeid van gehuwde vrouwen zelfs te verbieden, maar daar kregen ze te weinig steun voor. Wel werden alle vrouwelijke ambtenaren –vrouwen in overheidsdienst zoals onderwijzeressen en bewaarschoolhoudsters- bij een huwelijk automatisch ontslagen.

Na de Tweede Wereldoorlog was er een groot tekort aan werkende mannen. Ook werkende vrouwen waren nu welkom. In 1956 was het tekort zo groot dat firma van Melle in Rotterdam een eigen bedrijfscrèche begon, in de hoop zo meer vrouwen te kunnen aantrekken. Meer bedrijfscrèches volgden, maar storm liep het niet. De norm bleef: een gehuwde vrouw werkt niet. In 1950 had 98% van alle gehuwde vrouwen geen baan. Kinderopvang was daarom lange tijd niet echt nodig. Alleen de weinige ongehuwde vrouwen, vrouwen die een man hadden die om een of andere reden niet kon werken en weduwen brachten hun kinderen naar een kinderbewaarplaats. Kinderopvang werd gezien als een noodzakelijk kwaad en het was eigenlijk een schande dat een kind naar de opvang ging.

Dat veranderde in de jaren zeventig. Er kwamen steeds meer hoger opgeleide vrouwen en zij wilden werk en de zorg voor kinderen combineren. ‘We hebben toch niet voor niets gestudeerd!’, was het idee. Goede kinderopvang werd zelfs een van de speerpunten van de feministische actiegroep Dolle Mina.

De overheid kwam deze protesten in 1977 tegemoet met de Rijksbijdrageregeling Kinderdagverblijven. Het aantal kinderdagverblijven steeg langzamerhand. Maar pas met de Stimuleringsmaatregel Kinderopvang van minister Hedy d’Ancona in 1989, zelf een fervent feministe, werd de kinderopvang professioneel geregeld en steeg het aantal kinderdagverblijven sterk.

In 1968 waren er zo’n honderd kinderdagverblijven, in 1980 waren dat er al drieduizend. In 1989 waren er 160.000 kinderen in de kinderopvang, en in 2003 maar liefst 800.000 kinderen! Toen ging meer dan 60% van alle kinderen tussen 0 en 3 jaar naar een dagverblijf.

Die sterke groei kwam niet alleen door betere financiële regelingen, maar ook omdat er anders werd aangekeken tegen kinderen in de kinderopvang.