Molukse KNIL-ers in Nederland
De eerste Europeanen die de Indische Archipel bezochten, waren de Portugezen. Omdat ze vooral geïnteresseerd waren in specerijen, kwamen ze al snel bij de Molukken aan. Eerder (zie de opdracht: 'Monopolie op specerijen') heb je al kunnen lezen dat nootmuskaat, foelie en kruidnagels alleen te vinden zijn op eilanden die tot de Molukken behoren.
De Molukken bestaan uit meer dan duizend eilanden, waarvan de helft bewoond is. Door de Portugezen zijn vooral op het eiland Ambon op Zuid-Molukken veel bewoners gekerstend (= tot christen gemaakt), terwijl ergens anders in de Indische Archipel de inwoners moslim waren.
In stap 2 heb je kunnen zien dat relatief veel niet-Europese KNIL-ers uit Ambon kwamen. De christelijke Ambonezen voelden zich ook meer betrokken bij de christelijke Nederlanders dan bij de islamitische inwoners.
Serani (christen) gold op Ambon als een pangkat (rang) hoger dan moslim en twee rangen hoger dan 'heiden'. Een militair leerboek van de KNIL uit 1896 beval aan: “den Ambonnees te tonen dat men zijn godsdienst, die immers ook de onze is, apprecieert” (appreciëren = waarderen).
Zelf beschouwden veel christelijke Ambonezen zichzelf als 'zwarte Hollanders'.
![]() |
Toen na de Tweede Wereldoorlog Nederland de opdracht gaf om de orde te handhaven, werden daar veel Ambonese militairen voor ingeschakeld. Deze Ambonese militairen waren een soort elitekorps van het KNIL en werden het meest gevreesd.
De Ambonese bevolking beschouwde de Nederlanders als bondgenoten, maar de Indonesische vrijheidsstrijders zagen de Ambonezen als collaborateurs en als landverraders.
De band tussen Nederland en Ambon werd nog sterker toen de Nederlandse regering aan de Ambonezen beloofde dat zij een eigen, vrije staat zouden krijgen als ze Nederland zouden helpen.
Bij de overdracht van Nederland aan Indonesië in 1949 kregen ook de Ambonese KNIL-ers het aanbod om toe te treden tot het Indonesische leger, maar daar voelden de meesten niets voor.
Op 25 april 1950 riep een groep Molukse vrijheidsstrijders de Republik Maluku Selatan (RMS, de Vrije Republiek Molukken) uit. Het Indonesische leger onderdrukte deze opstand hardhandig.
De Ambonese KNIL-ers -die allen op Java gelegerd waren- zaten door het uitroepen van de RMS in een benarde situatie en het werd voor hen gevaarlijk.
Als ‘tijdelijke’ oplossing kregen vierduizend KNIL-ers het dienstbevel om naar Nederland te gaan, samen met hun gezinnen. In totaal vertrokken er 12.500 personen.
Na het vertrek naar Nederland kwam de term Molukkers in de mode. Daar had de Nederlandse regering twee redenen voor: