![]() Godert van der Capellen 1778 - 1848 |
De Verenigde Oostindische Compagnie is opgericht in 1602. Het krijgt het alleenrecht om vanuit Nederland handel te drijven met de Oost en mag zo’n beetje alles doen wat in het belang is van die handel. De winst van de VOC is immers de winst van de Nederlandse Republiek. Hoe het er aan toe ging in dat verre Azië, dat liet men over aan het bestuur van de VOC, de Heren Zeventien.
De VOC kreeg vaste voet in Nederlands-Indië door handelsposten te stichten, forten te bouwen om die handelsposten te verdedigen en handelspartners te zoeken onder lokale bestuurders. En waar nodig werd geweld niet geschuwd. Het VOC had zijn eigen leger. Zo veroverde het handelsbedrijf meer en meer gebied in Nederlands-Indië, bijvoorbeeld op Java en op de Molukken.
In 1795 brak er oorlog uit tussen Nederland en Frankrijk. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland en hier werd de Bataafse Republiek uitgeroepen, een Franse vazalstaat. De Nederlandse gebiedsdelen in Azië, tot dan bestuurd door de VOC, kwamen in handen van de Engelsen. Met de VOC kwam het niet meer goed. Het bedrijf werd overgenomen door de staat en hield officieel op te bestaan op 31 december 1799. Alle bezittingen waren toen eigendom van de Bataafse Republiek, maar vielen in de jaren daarna geleidelijk in de handen van de Engelsen. Die hadden tussen 1811 en 1816 heel Nederlands-Indië onder bestuur.
In 1813 wordt Napoleon verslagen bij Leipzig en verlaten de Fransen Nederland. Aan het eind van dat jaar zet de zoon van Willem V voet aan Nederlandse wal als Koning Willem I. Een jaar later gaf Engeland het bestuur over de bezittingen van de VOC in Nederlands-Indië terug aan Nederland. De Engelse bestuurders maakten weer plaats voor de Nederlanders. De VOC bestond niet meer, dus zij konden niet weer de leiding over Nederlands-Indië nemen.
Nu had de regering, onder leiding van koning Willem I, zelf de verantwoordelijkheid. In Nederlands-Indië werd in 1816 weer een nieuwe Nederlandse gouverneur-generaal aangesteld: Godert van der Capellen.