Stap 5: Opiumhandel

Opium

De VOC verdiende niet alleen veel geld met de specerijenhandel, maar ook met de verkoop van drugs, te weten opium.

Een deel van de specerijen, zoals peper, moest worden betaald met goud of zilver. Een goed alternatief betaalmiddel was opium. Het gebruik van opium was vooral populair op Java.

Opium, in de tijd van de VOC amfioen of amphioen genoemd, is het gestolde sap van de onrijpe zaaddozen van de papaver. De VOC vervoerde de opium van Bengalen (het huidige West-Bengalen en Bangladesh) naar Batavia, waar het in het openbaar geveild werd. De kopers waren meestal lokaal gevestigde Chinezen.

Opium werd aanvankelijk vooral gegeten, maar de VOC leerde de bevolking om opium te roken, samen met tabak. Gerookte opium is echt een genotsmiddel en zeer verslavend; het zorgt ervoor dat de gebruiker bedwelmd raakt en langdurig in een roes verkeert.

Toen de VOC in 1676 het monopolie op de handel in opium verkreeg van de sultan van Mataram (Java), in ruil voor oorlogsdiensten tegen andere sultans, nam de handel in en het gebruik van opium flink toe.

In de negentiende eeuw laat de koloniale overheid zelfs papavers op Java verbouwen om minder afhankelijk te zijn van Bengalen.