Stap 1: Waarom VOC?

Van Oldenbarnevelt 1547 - 1619
De VOC en de specerijenhandel
zorgt voor grote rijkdom aan de
Amsterdamse Grachtengordel

 

Waarom de VOC werd opgericht?
Tot het eind van de 16e eeuw was de specerijenhandel op Oost-Indië in handen van de Portugezen. Nederlandse schepen haalden hun handelswaar in Portugese havens.

Daaraan kwam een einde toen Portugal door de Spanjaarden werd ingelijfd. Spanje, ook in oorlog met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, verbood de Nederlanders om Spaanse en Portugese havens aan te doen. Vanaf dat moment ontstonden er verschillende handelscompagnieën om de specerijen zelf te halen uit de Oost.

De onderlinge concurrentie was niet goed voor de winst en de kleine compagnieën waren niet opgewassen tegen de Spanjaarden. Eén grote compagnie moest het worden, bedacht de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Zijn visie kreeg gestalte in 1602, met de oprichting van de VOC.

Johan van Oldenbarnevelt was lang de hoogste ambtenaar van de Staten-Generaal van de Republiek en in de praktijk ook één van de meest invloedrijke figuren van zijn tijd. Maurits van Oranje had als stadhouder de leiding in de Republiek, maar liet het politieke leiderschap lang over aan Van Oldenbarnevelt.

Op 20 maart van dat jaar verleende de Staten-Generaal de VOC het octrooi om als enig Nederlands bedrijf handel te drijven met Azië. Zes handelsmaatschappijen gingen samen op in de VOC en vanaf 1602 voeren ze voor hun specerijen op de Banda-eilanden, de specerijeneilanden die deel uitmaakten van de Zuid-Molukken. Met deze handel was veel geld te verdienen. Maar het was wel zaak vaste voet aan de Oost-Indische grond te krijgen.

Een octrooi is een exclusief recht, een monopolie. In het geval van de VOC gaf het octrooi de VOC het alleenrecht op de handel met de Oost. In het octrooi stond in 46 artikelen beschreven wat de VOC mag en niet mag.

Beantwoord de vragen.
Zoek de antwoorden eventueel op.