Na 1873 vonden steeds meer eigenaren van fabrieken en werkplaatsen de tijd rijp om profijt te trekken van de voordelen van elektromotoren. Ze vervingen hun stoommachines door deze handige en schone krachtbronnen. Ze gebruiken elektromotoren om pompen aan te drijven, compressoren, drukpersen, hijskranen, enzovoort.
Ook gebruikten vervoersbedrijven steeds vaker elektromotoren om hun trams, treinen of schepen in beweging te zetten. En de laatste jaren zijn het de autofabrikanten die auto’s uitrusten met elektromotoren. Meer en meer automodellen hebben een elektromotor naast of in plaats van een brandstofmotor.
Als fabrieken, werkplaatsen en vervoersbedrijven overstappen op elektromotoren en olie- en gaslampen vervangen worden door elektrische lampen, neemt de vraag naar stroom enorm toe. Om aan die stijgende vraag te voldoen, worden vanaf eind 19e eeuw steeds meer en steeds grotere energiecentrales gebouwd. Grote netwerken van stroomkabels vervoeren de stroom van de centrales naar de bedrijven. De centrales werken nog steeds met dynamo’s die gebaseerd zijn op de dynamo van Gramme. De eerste centrale van Nederland werd in 1886 in Kinderdijk in gebruik genomen.
Stroom tot achter de voordeur
De stroom wordt niet alleen in fabrieken afgeleverd maar ook de huizen worden op het elektriciteitsnet aangesloten. Eerst om de lampen te laten branden. Al snel zien producenten ook andere mogelijkheden.
Omdat elektromotoren in alle soorten en maten gemaakt kunnen worden, bedachten uitvinders steeds meer toepassingen voor thuisgebruik.
We noemen er twee die al snel in elke woning een plaats vonden:
Dat er nog veel meer voorbeelden zijn kun je zien in de film ‘De elektromotor, wat kun je ermee doen?’
Bekijk de video.
Tel het aantal verschillende apparaten dat je ziet.