De Spoorwegstaking van 1903
Vanaf 1890 zijn er twee spoorwegbedrijven in Nederland: de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM of HSM) en de Maatschappij tot exploitatie van de Staatsspoorwegen (SS). De twee bedrijven concurreren elkaar heftig. Ze proberen de kosten zo laag mogelijk te houden ten koste van hun personeel.
De lonen zijn laag en de spoorwegarbeiders maken lange dagen met maar één vrije zondag in de twee maanden. Ook krijgen de spoorwegarbeiders vaak een boete. Als een trein te laat komt, wordt de machinist beboet. Als een trein materiële schade krijgt, moeten de arbeiders daarvoor opdraaien.
Op 26 januari 1903 breekt er een staking uit in de Amsterdamse haven bij het Blauwhoedenveem. De havenbazen proberen de staking te breken met de hulp van werkwilligen. Uit solidariteit weigert de HSM-rangeerder Dirk Vreeken op 29 januari een goederenbedrijf naar die haven te rangeren. Vreeken wordt prompt ontslagen, maar zijn collega’s pikken dat niet. Zij gaan ook in staking. De spoorwegarbeiders van de SS sluiten zich aan bij de stakende HSM-arbeiders en over het hele land legen spoorwegarbeiders het werk neer. Nederland heeft op 31 januari voor het eerst een succesvolle landelijke staking.
De beide spoorwegdirecties staan machteloos en zwichten voor de eisen van de arbeiders. De lonen gaan omhoog en de arbeiders krijgen meer vrije tijd. De havenarbeiders zijn minder succesvol. Zij gaan gewoon door met hun staking. De situatie in Amsterdam wordt steeds grimmiger. De spoorwegarbeiders dreigen opnieuw in staking te gaan uit solidariteit met hun collega’s in de haven.
Dan grijpt de regering in. De regering stuurt militairen naar Amsterdam om in geval van ongeregeldheden hard op te kunnen treden. De regering verbiedt vanaf dat moment met door de invoering van nieuwe wetten de ambtenaren en spoorwegarbeiders te staken (deze wetten worden ‘dwangwetten’ of ‘worgwetten’ genoemd).
In april proberen de spoorwegarbeiders opnieuw in staking te gaan, maar de regering en de spoorwegdirecties zijn goed voorbereid. Ze komen met een nooddienstregeling en met werkwilligen die beschermd worden door militairen. De tweede landelijke staking wordt een groot fiasco.
Tweeduizend spoorwegarbeiders (10% van het totaal) worden ontslagen en vele anderen worden in rang verlaagd (met minder loon dan voorheen).
Het lot van de stakende stoker Jan van Hesselingen
Jan van Hesselingen was een van de stakers in 1903. Hij deed mee aan de staking van 31 januari en aan die van 6 april. Na de mislukte staking van april werd Van Hesselingen ontslagen. Hij kreeg een getuigschrift mee van de directie van de HSM waarop stond dat hij zich ‘naar de voorschriften’ had gedragen ‘behoudens de werkstakingen op 31 januari 1903 en 6 april 1903’.
Met dit getuigschrift en het feit dat zijn naam op een zwarte lijst terecht was gekomen, kon hij zijn kans op werk wel vergeten. Van Hesselingen moest noodgedwongen buiten Nederland werk zoeken. Veel voormalige stakers volgden hem en zochten hun heil in Zuid-Afrika of Amerika.