Stap 3 - Misstanden

Regout 1801-1878

De werkomstandigheden waren voor de fabrieksarbeiders (volwassenen en kinderen) ronduit slecht; ze maakten lange dagen in slecht geventileerde ruimten. De kans op ongelukken was groot en ze werden slecht betaald.

Er zijn diverse schrijnende verhalen te vinden, maar misschien wel het bekendste verhaal is dat van de glas- en keramiekfabriek Sphinx van Petrus Regout in Maastricht.

Petrus Regout (1801-1878) was de eerste grootindustrieel van Nederland en senator in de Eerste Kamer. Meneer Pie, zoals hij zichzelf graag liet noemen, was de rijkste man van Nederland en bezat meer dan drie miljoen gulden, in die tijd een enorm bedrag.

Hij had meer dan 2500 arbeiders in dienst, mannen, vrouwen én kinderen. In zijn glasfabriek brandden de ovens dag en nacht en de arbeiders werkten in twee ploegen van elk twaalf uur die elkaar afwisselden. Hij had er geen probleem mee dat kinderen vanaf 8 jaar vlak voor 12 uur ’s nachts halfslaperig over straat liepen op weg naar hun werk. Zijn motto was: zonder werk heeft een mens geen recht op leven.

Zijn arbeiders woonden gedwongen in onhygiënische huurkazernes vlak buiten de fabriekspoort. De huur werd rechtstreeks van het loon afgetrokken. Hij voerde ook spaar- en ziekenkassen in waarvoor de arbeiders (verplicht) spaarden. Maar als een arbeider ontslag wilde nemen, kon hij fluiten naar het geld van de ziekenkas, ook al had hij daar jarenlang salaris voor betaald.

Aan het einde van zijn leven verving hij steeds meer vaders door hun kinderen, simpelweg omdat kinderen goedkoper waren. Ook nadat kinderarbeid (voor kinderen onder de 12 jaar) per wet verboden was, liet Regout kinderen in het geniep via onderaardse gangen de fabrieken in- en uitsmokkelen.