De stoommachine van James Watt
Vanaf 1763 ontwierp James Watt (1736-1819) stoommachines met een krukas en een vliegwiel. Dankzij deze onderdelen konden deze stoommachines meer doen dan alleen water oppompen uit mijnschachten en steenkool uit mijnschachten hijsen. Heel veel meer. Ze konden waterpompen van gemalen aandrijven (dat deden eerst windmolens). Ze konden schepen aandrijven zodat die geen zeilen en windkracht meer nodig hadden om te varen. Hoe hard het ook waaide en uit welke richting, je kon een schip met een stoommachine altijd laten varen waarheen je maar wilde. En ook sneller dan met windkracht en zeilen. En ze konden machines aandrijven die dingen deden waar anders spierkracht, waterkracht of windkracht voor nodig was. Bovendien werkten de machines veel sneller. Denk bijvoorbeeld aan spinnen, weven en het drukken van kranten en andere tijdschriften.
Hoe de stoommachines van Watt werkten en waarom ze gretig aftrek vonden bij mensen die fabrieken hadden of lieten bouwen, zie je in de film ‘Op stoom, de stoommachine en de stoomtrein’.
Lees voor het kijken eerst de vragen onderaan de pagina. De antwoorden hoor je niet gelijk in de video, maar je kunt de informatie uit de video wel gebruiken bij het beantwoorden van de vragen.
![]() |
In het filmpje ontbreekt een belangrijk woord: krukas. De presentatrice legt goed uit dat de stoom een cilinder in beweging zet, die op zijn beurt een stang aandrijft. Deze drijfstang gaat heen en weer en is verbonden aan, jawel, de krukas. Zie animatie.
Zo wordt een heen-en-weergaande beweging omgezet in een draaiende beweging. Geniaal. Het grote grijze wiel op de as is het vliegwiel. De zware massa zorgt ervoor dat de ronddraaiende beweging niet al te schokkerig verloopt maar een mooi vloeiende beweging wordt.