Begin jaren zestig had iedereen een duidelijke rol. De man was de kostwinner van het gezin en de baas in huis. De vrouw deed het huishouden en zorgde voor de kinderen. De kinderen moesten hun ouders, hun leraren en andere gezagsdragers gehoorzamen en met respect met hen omgaan. In Nederland betekende dat bijvoorbeeld met twee woorden spreken en u zeggen. Spaarzaamheid en zekerheid waren waarden die hoog in aanzien stonden. Een groot deel van de Nederlanders was gelovig en ging wekelijks naar de kerk. Wie dat niet deed, werd erop aangesproken.
Nederland was ook nog eens sterk verzuild. Dat betekent dat iedereen behoorde bij zijn eigen groep: mensen met hetzelfde geloof of dezelfde levensovertuiging, met hun eigen tijdschriften en organisaties, met eigen scholen, kerken en bedrijven. Leden van een zuil kwamen alleen in aanraking met mensen uit dezelfde zuil. Was je bijvoorbeeld rooms-katholiek, dan werd je in een rooms-katholiek ziekenhuis geboren. Je ging naar een rooms-katholieke school, werd lid van rooms-katholieke sport- of andere verenigingen en las alleen een rooms-katholieke krant. Werd je erg ziek, dan ging je weer naar het rooms-katholieke ziekenhuis. Tenslotte werd je op een rooms-katholiek kerkhof begraven. Zo zat de wereld in elkaar, helder en overzichtelijk, begin jaren ’60. En toen begon die wereld te wankelen.
Gedurende de jaren zestig konden steeds meer mensen een tv kopen en een auto. Ze hadden meer te besteden aan vakanties en konden bijvoorbeeld met het vliegtuig naar een bestemming in het buitenland reizen. Zo werden de Spaanse stranden in de jaren zestig een favoriete vakantiebestemming. De tv en de reizen brachten de wereld binnen. Nederlanders maakten kennis met muziek, films, kunstvoorwerpen, mode, levensovertuigingen en producten uit andere landen. Amerikanen hadden zich als bevrijders van West-Europa al behoorlijk populair gemaakt, dankzij de tv kregen we ook zicht op de ‘American way of life’. De cultuur in Nederland kreeg er Amerikaanse trekjes van. Dat noemt men veramerikanisering. Maar de Nederlanders keken niet alleen over de grenzen, ook in eigen land breidden de contacten zich uit tot over de grenzen van de eigen zuil. Het zette een ongekend proces in werking, dat van de ontkerkelijking en ontzuiling.
Jongeren profiteerden volop van al die veranderingen.
Dankzij de welvaart konden jongeren ook langer doorleren voordat ze aan het werk moesten. En de keuze van de opleiding werd bepaald door talent en belangstelling. Als hun ouders de opleiding niet (helemaal) konden betalen, sprong de overheid financieel bij.
Het gaf jongeren de vrijheid de wereld te ontdekken en nieuwe dingen te leren kennen. Door eigen muziek, kleding en levensstijl werden jongeren langzamerhand anders dan hun ouders. Niet langer jeugdige kopieën van hun vaders en moeders, maar jongeren met eigen uitdrukkingsvormen en opvattingen, met een eigen cultuur, een jongerencultuur.
Die cultuur kreeg in de loop van de jaren zestig een grote plaats in het dagelijks leven. Jongeren vormden in die tijd een groot deel van de bevolking. En dat kwam door de naoorlogse babyboom. Vanaf 1947 was het aantal geboorten sterk gestegen.