Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.
Koude Oorlog Periode van na de Tweede Wereldoorlog tot eind jaren tachtig, waarin een voortdurende spanning heerste tussen de Westerse democratische kapitalistische landen en de communistische Oosterse landen. |
Truman-doctrine Harry S. Truman, de president van de Verenigde Staten, hield op 12 maart 1947 een historische rede waarin hij hulp beloofde aan elk land dat zich door de communistische expansie bedreigd voelde. Daarmee begon de Koude Oorlog pas echt. |
Containmentpolitiek De "indammingspolitiek" zoals die door de Amerikaanse president Truman in 1947 werd beschreven in de Truman-doctrine. Het was de politiek om verspreiding van het communisme tegen te gaan. |
Dominotheorie Benaming voor een opvatting die Harry S. Truman, de president van de Verenigde Staten, vanaf 1946 had. Zijn opvolger, Dwight D. Eisenhouwer, noemde het de dominotheorie: Als een land communistisch werd, zou het communisme zich vanuit dat land naar buurlanden verspreiden en vanuit die buurlanden steeds weer verder. |
Koreaanse oorlog Oorlog tussen Noord- en Zuid-Korea (25 juni 1950 - wapenstilstand op 27 juli 1953) die nog steeds voortduurt zonder dat er echt gevochten wordt. Noord-Korea wordt gesteund door Rusland en China en is communistisch. Zuid-Korea wordt gesteund door de VS. |
Vietnamoorlog Oorlog tussen Noord- en Zuid-Vietnam (1 november 1955 - 30 april 1975). Noord-Vietnam werd gesteund door China, de Sovjet-Unie en Noord-Korea. Zuid-Vietnam werd gesteund door Amerika en nog elf andere landen. Uiteindelijk won Noord-Vietnam de oorlog. |