Na de Tweede Wereldoorlog namen de conflicten tussen Palestijnen en Joden toe omdat die laatsten in steeds grotere aantallen naar Palestina kwamen. Deze conflicten maakten het voor Groot-Brittannië steeds moeilijker om dit gebied te besturen; het land wilde zich uit het gebied terugtrekken. De bestuurbaarheid van het gebied was niet de enige reden voor Groot-Brittannië om Palestina los te laten. Het was lid geworden van de Verenigde Naties en volgens het huishoudelijk reglement van deze statenbond is het de leden van deze bond niet toegestaan om kolonies te hebben.
In 1947 droeg Groot-Brittannië de macht over Palestina over aan de Verenigde Naties. De VN richtten op 15 mei van dat jaar een commissie op met vertegenwoordigers uit elf landen, waaronder Nederland. Deze commissie maakte een plan om Palestina op te delen in een Joodse en een Palestijnse staat (zie de kaart rechts). Jerusalem hoort bij het Joodse noch het Palestijnse deel en krijgt in dat plan een eigen bestuur.
De Algemene Vergadering van de VN nam Resolutie 181, het verdelingsplan, aan op 29 november 1947. De Palestijnse leiders gingen er niet mee akkoord. Zij vonden het een inbreuk op de rechten van de oorspronkelijke bewoners. De Joodse leiding ging wel akkoord al wees een deel van hun achterban het plan af. Zij vonden dat de Joodse staat geheel Palestina moest omvatten.
Op 14 mei 1948 verlieten de laatste Britse soldaten Palestina. Nog diezelfde dag werd onder leiding van David Ben Goerion de staat Israël uitgeroepen. Hierop vielen de Arabische buurlanden Egypte, Irak, Libanon, Syrië en Jordanië de nieuwe staat aan. Hoewel deze landen samen meer soldaten en wapens hadden dan Israël, won Israël deze oorlog. Het veroverde ruim driekwart van Palestina. De rest kwam in handen van Egypte (de Gazastrook) of van Jordanië (de Westelijke Jordaanoever). Ook kwam het westelijk deel van Jeruzalem in handen van Israël. Palestina heette voortaan Israël.
Tijdens de oorlog vernielden Israëlische soldaten 350 van de 500 Palestijnse dorpen. Ongeveer 750.000 Palestijnen werden verdreven of vluchtten uit gebieden die in Israël kwamen te liggen. De oorlog eindigde met een wapenstilstand, maar niet met een vredesverdrag.
Op 11 december 1948 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties resolutie 194 aan. Hierin staat dat Palestijnse vluchtelingen het recht hebben om terug te keren naar hun gebied van herkomst. Ook hebben ze recht op vergoeding van schade aan hun huizen en aan andere eigendommen die door de oorlog was ontstaan. Na de oorlog probeerden Palestijnse vluchtelingen terug te keren, maar ze werden door Israëlische soldaten tegengehouden. Ze werden opgevangen in kampen in de Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever of in de Arabische buurlanden.
Van een vredesverdrag kon geen sprake zijn, omdat de Arabische buurlanden wilden dat Israël ophield te bestaan, en zeker niet zolang Palestijnse vluchtelingen niet de kans kregen om terug te keren naar hun gebieden van herkomst.
In 1964 werd de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO opgericht en in 1967 werd Yasser Arafat de leider van de PLO. De PLO pleegde aanslagen in Israël en op Israëlische doelen buiten Israël.
Tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 veroverde Israël Oost-Jeruzalem, zodat het de hele stad onder controle kreeg. Daarnaast werd de Westelijke Jordaanoever bezet, de Gazastrook, de Sinaï en de Golan-hoogvlakte.
ijk naar de volgende video's over de zesdaagse oorlog en de Jom Kippoer-oorlog. Lees voor het kijken de vragen onder de video's. De antwoorden op de vragen hoor je deels in de video's.
Kijk vanaf 5.34 min