Stap 1: Geallieerde leiders

Roosevelt (rechts) kon het goed
vinden met Churchill (links).
Hier staan ze samen op een
Engels oorlogsschip
Conferentie van Jalta.
v.l.n.r. Churchill, Roosevelt, Stalin

 

Koningin Wilhelmina vluchtte enkele dagen na het begin van de Duitse inval naar Londen. Vanuit de hoofdstad van Engeland voerde ze haar eigen oorlog en groeide ze uit tot het belangrijkste nationale symbool van het verzet tegen de nazi’s.

De minister-president van het Nederlandse oorlogskabinet in Londen en zijn ministers waren in dat opzicht veel minder zichtbaar voor de Nederlanders.
Uiteraard is de rol van Wilhelmina niet te vergelijken met die van de drie grote leiders aan geallieerde kant: de Engelse premier Churchill, de Amerikaanse president Roosevelt en de Russische leider Stalin.

Wilhelmina was staatshoofd van een klein land dat door Duitsland was bezet. Churchill, Roosevelt en Stalin hadden grote legers tot hun beschikking. In overleg met ministers en generaals namen zij besluiten die het verloop van de oorlog bepaalden.
Een oorlog vereist doortastend optreden van de leiders, want besluiten hebben meestal grote gevolgen. Vaak gaat het letterlijk over leven en dood.

Churchill, Wilhelmina, Stalin en Roosevelt hebben tijdens de oorlog goede besluiten genomen, maar ook fouten gemaakt. Natuurlijk is het achteraf gemakkelijk om een oordeel te vellen.

Drie keer zijn de leiders van de belangrijkste geallieerde landen, Engeland, Amerika en Rusland, dagenlang bij elkaar geweest om gezamenlijk afspraken te maken. Zo was er eind 1943 de Conferentie van Teheran. Daarna volgde de belangrijke Conferentie van Jalta in februari 1945. Een week lang maakten Churchill, Roosevelt en Stalin daar afspraken over de periode na de oorlog. In de zomer van 1945 kwamen de leiders van de drie landen bij elkaar op de Conferentie van Potsdam. President Roosevelt was inmiddels overleden en opgevolgd door Harry S. Truman.

Tijdens de drie conferenties stond het bondgenootschap in de oorlog tegen Duitsland en Japan centraal. Op de achtergrond speelde nog een belangrijke factor mee, namelijk dat Rusland communistisch was. In de ogen van de westerse landen was Stalin een dictator met een kwalijke reputatie. Roosevelt en Churchill vertrouwden de Russische leider nooit volledig.