Stap 2: Oorlogsindustrie

 

Albert Speer (rechts met het
nazi-symbool op de arm) kijkt toe
op de productie van oorlogswapens.

In zijn rede in het Sportpaleis geeft propagandaminister Goebbels het al aan: Duitsland en zijn inwoners moeten voortaan nog maar aan één ding denken: oorlog.

Onderdeel van een totale oorlog is de opbouw van een sterke oorlogsindustrie. Niemand is geïnteresseerd in vredesonderhandelingen. Als een partij dreigt te verliezen worden de oorlogsinspanningen verhoogd opdat de eindoverwinning toch zal worden bereikt. Soms tegen beter weten in. Hitler beval op het einde van de oorlog verschillende divisies, die allang verslagen en vernietigd waren, om zich volop in de strijd te werpen.

Vanaf 1936 werkten de Duitsers aan de opbouw van een sterke oorlogsindustrie. Alles werd daaraan ondergeschikt gemaakt. Massaproductie voor het leger kreeg voorrang boven de producten voor gewone burgers. Minder stadsbussen en meer tanks bijvoorbeeld. Er ontstond onder burgers een tekort aan voedsel, kleding en andere goederen, maar niet onder de militairen.

In 1942 kreeg Albert Speer de leiding over de oorlogsindustrie. Hij loste het probleem van een tekort aan arbeidskrachten op door arbeiders uit de bezette landen naar Duitsland over te laten brengen. In totaal werden er tien miljoen dwangarbeiders in Duitsland aan het werk gezet, waaronder een half miljoen Nederlanders. Ook alles wat voor de oorlogsindustrie kon worden gebruikt werd ingepikt en naar Duitsland vervoerd. Zo is menige kerk in Nederland zijn klokken kwijtgeraakt. Deze klokken werden omgesmolten om er kanonnen van te maken.
Dankzij de inzet van Speer verdriedubbelde de oorlogsindustrie zijn productie in drie jaar tijd met januari 1942 als topmaand.

Rosie de Riveter

In Groot-Brittannië en Amerika namen de vrouwen de plaats van de mannen over. In Amerika namen 20 miljoen vrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog de plaats in van mannen die het leger in gingen. Voor zes miljoen van hen is het de eerste maal dat ze aan het werk gingen. Ze waren verantwoordelijk voor de productie van minstens 300.000 vliegtuigen, duizenden schepen, tanks, munitie en verder alles wat met de oorlog te maken had. Vrouwen stonden aan de lopende band, waren taxi- en buschauffeurs, dokters en advocaten. Vanaf het tweede oorlogsjaar domineerden ze het beeld op straat en op de werkplek.

Dit alles ging echter niet zonder slag of stoot. Er was een ongeëvenaarde overheidscampagne voor nodig om de vrouwen aan het werk te krijgen. Boegbeeld van deze campagne was Rosie the Riveter (Rosie die klinknagels slaat). Je kwam haar tegen op posters en zelfs op de cover van het veelgelezen tijdschrift Life. Ze was mooi, ze was gespierd, ze was wilskrachtig en ze was overal te zien. De rosie-campagne kreeg de vrouwen aan het werk, hield daarmee de oorlogsindustrie draaiend en mede daardoor werd de oorlog gewonnen.