Vernedering, armoede en hyperinflatie
De manier waarop de Vrede van Versailles tot stand kwam en de strafmaatregelen in dat verdrag waren voor de Duitsers een grote vernedering. Veel Duitsers, en vooral de nationaalsocialisten noemden dit verdrag dan ook een Schanddiktat (schandelijk dictaat). Ze namen het de regering kwalijk dat ze het verdrag had getekend en meewerkte aan de herstelbetalingen. Mede daarom probeerden communisten en nationaalsocialisten aan de macht te komen in Duitsland.
Niet alleen voelden veel Duitsers zich diep gekrenkt en waren ze boos op hun regering, ook merkten ze dat de economie van hun land zwaar te lijden had van de strafmaatregelen uit de Vrede van Versailles. Bovendien kwamen veel Duitsers door dit verdrag in een ander land te wonen zonder te verhuizen. Verder werd in het Rijnland een geallieerde troepenmacht gelegerd en moesten Duitse soldaten er weg blijven. Die geallieerde troepenmacht zou tot 1935 in het Rijnland blijven.
Maar het waren vooral de herstelbetalingen waar Duitsland mee worstelde. Duitsland moest 132 miljard Goudmark betalen aan Frankrijk, België en aan Groot-Brittannië (zoals je in Stap 3 zult zien). Dit bedrag werd over vele jaren uitgesmeerd, maar elk jaar opnieuw moest de regering diep in de buidel tasten om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Veel ruimte voor andere uitgaven bleef er niet over.
Bovendien moest een deel van het bedrag worden betaald met goederen en materialen die ook nodig waren om de Duitse economie gaande te houden: steenkool, ijzererts, sommige schepen van de Duitse handelsvloot, materialen van de Duitse spoorwegen en machines/installaties in Duitse fabrieken.
Door deze betalingen in geld en in natura (goederen) ging het slecht met de Duitse economie met als gevolg hoge voedselprijzen, wijdverbreide armoede en grote werkloosheid. Om de herstelbetalingen te kunnen blijven doen liet de Duitse regering geld bijdrukken, zodat er inflatie (het geld wordt minder waard door stijgende prijzen en lonen) optrad. De regering hoopte dat die inflatie de geallieerden ervan zou overtuigen dat Duitsland niet in staat zou zijn het hele bedrag aan herstelbetalingen te voldoen.
De inflatie begon in januari 1923 steeds sneller te gaan toen Frankrijk en België met troepen het Ruhrgebied binnenvielen en bezetten om er steenkool te vorderen. Dat deden ze omdat Duitsland volgens de geallieerden niet aan al zijn herstelbetalingen had voldaan. Uit protest tegen deze bezetting gingen arbeiders en ambtenaren in het Ruhrgebied in staking. Zij kregen van de Duitse overheid hun salaris doorbetaald. Ook bleef de regering geld bijdrukken voor de herstelbetalingen en om Duitse burgers aan geld te helpen. Inflatie werd hyperinflatie.
Om een indruk te geven van wat hyperinflatie is, geven we als voorbeeld de stijging van de prijs van brood in Duitse winkels.
December 1921 | 4 Mark (de Duitse munteenheid in die tijd). |
December 1922 | 163 Mark |
Januari 1923 | 250 Mark |
April 1923 | 474 Mark |
Augustus 1923 | 69.000 Mark |
November 1923 | 201.000.000.000 Mark |
De lonen gingen wel omhoog, maar lang niet snel genoeg om de stijging van de prijzen bij te houden. Daardoor konden de Duitsers steeds minder kopen met het geld dat ze verdienden. Geld dat voor het uitkeren van pensioenen opzij was gezet, werd steeds minder waard en tenslotte helemaal waardeloos.
Veel Duitsers, vooral communisten en nationaalsocialisten, waren woedend over de hyperinflatie, de werkloosheid en de armoede. Ze gaven de regering hiervan de schuld. In november 1923 probeerden de communisten voor de zoveelste keer door een staatsgreep aan de macht te komen in Duitsland. In dezelfde maand probeerden ook Hitler en zijn nationaalsocialisten dat. Eerst zouden ze in München de macht grijpen in Beieren, om daarna vanuit Berlijn, waar de landsregering zat, te proberen heel Duitsland in hun macht te krijgen. Beide pogingen om de regering ten val te brengen mislukten. De poging in München van de nationaalsocialisten staat nu bekend als de Hitler-Putsch.