Nederland was omringd door landen in oorlog. Daar leed de export onder, maar het had ook grote gevolgen voor de import. Er ontstond een tekort (schaarste) aan allerlei producten, levensmiddelen en brandstof.
![]() In de eerste week van juli zwollen de onlusten aan, de arbeiders zelf kwamen nu ook in actie. Pakhuizen en winkels werden geplunderd. De politie stond machteloos en het leger werd ingezet. Het oproer liep uit op een veldslag op 5 juli 1917, waarbij militairen het vuur openden op een menigte die was samengekomen op het Haarlemmerplein. Er vielen 9 doden en 114 gewonden. |
![]() Zeep wordt gemaakt van plantaardige oliën en dierlijke vetten. Dierlijke vetten waren voornamelijk afkomstig van Europees slachtvee en de walvisvangst. Oliehoudende zaden en noten kwamen vooral uit de koloniën in Afrika en Azië. Engeland controleerde de grootste plantages, maar de grootste fabrieken voor het persen en raffineren van de olie bevond zich echter in Noord-Duitsland. Hoe langer de oorlog duurde, hoe meer de Noord-Duitse olieperserijen werkloos kwamen te staan. Tegenwoordig gebruiken we geen zeep maar moderne wasmiddelen om onze was schoon te krijgen, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog was zeep onmisbaar. De eerste twee jaar had Nederland nog voldoende voorraad, maar eind 1916, begin 1917 raakte dat op. Een huisvrouw verzuchtte in het blad De Proletarische Vrouw (november 1916): “We moeten wasschen – elke week hebben we zeep, bleekpoeder, zeeppoeder noodig, dat is alles 2, 3, 4 maal zoo duur geworden, maar daar je je goed niet ongewasschen kunt laten, koop je ’t en betaal je het.” De regering controleerde de productie van zeep (vandaar de spotnaam: ‘regeringszeep’) en zeep ging ook op de bon. Zeep kreeg vaste prijzen om smokkel tegen te gaan, maar toch was er steeds minder zeep beschikbaar. De stukjes zeep werden steeds kleiner. In 1918 ontstond n.a.v. die zeepschaarste onderstaand straatliedje: In naam van Oranje, de zeep die wordt schaars, Zo klagen de vrouwen niet min, Je broek wordt zo goor en je hemd die ziet paars, Je krijgt er geen grond haast meer in. Een half onsje zeep, het is niet te groot, Men krijgt last van vlooien, je krabt je nog dood, In naam van Oranje, dat grote gespuis, Die hebben van alles in huis! Niet alleen burgers, maar ook de militairen kregen maar heel weinig zeep. De krant Het Volk schamperde op 3 augustus 1918: "Het Nederlandsche leger kan men voortaan waarnemen door middel van den neus. Zien behoeft de vijand het niet meer; hij kan het voortaan ruiken." |
![]() |