Tegelijk met de ontzuiling vond in Nederland ook ontkerkelijking plaats.
Dat wil zeggen dat de gelovigen zich van de kerken afwenden.
Kijk naar de tabellen 1 en 2.
Aantal mensen dat naar de kerk gaat in % van de Nederlandse bevolking
Jaar | Wel naar de kerk | Niet naar de kerk |
1971 | 37 | 63 |
1975 | 39 | 61 |
1980 | 38 | 62 |
1985 | 33 | 67 |
1990 | 28 | 72 |
1995 | 24 | 76 |
2000 | 23 | 77 |
2004 | 19 | 81 |
2009 | 17 | 83 |
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
Aantal aanhangers van een gezindte* in Nederland in % van de Nederlandse bevolking
Jaar | Wel bij een gezindte | Niet bij een gezindte |
1947 | 82,9 | 17,1 |
1960 | 81,7 | 18,3 |
1971 | 76,4 | 23,7 |
1975 | 74 | 26 |
1980 | 74 | 26 |
1985 | 69 | 31 |
1990 | 62 | 38 |
1995 | 60 | 40 |
2000 | 59 | 41 |
2005 | 58 | 42 |
2010 | 55 | 45 |
* Een gezindte is een stroming binnen een godsdienst (bijvoorbeeld Hervormd binnen het protestantisme).
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
De ontkerkelijking is op twee andere manieren merkbaar geweest.
De ontkerkelijking werd in de hand gewerkt door:
Door de ontzuiling en de ontkerkelijking nam de invloed van godsdienst en geloof op het dagelijks leven in Nederland af. Dit noemen we secularisatie.