|
![]() |
|
In Amerika werden ze ‘beatniks’ genoemd, in Engeland ‘teddy boys’, in Frankrijk ‘blouson noirs’, in Duitsland ‘Halbstarken’, in Spanje ‘gamberros’ en in Italië ‘vitelloni’. Nederland had zijn eigen ‘nozems’.
Er is een historicus die meent dat de naam ontleend is aan ‘Nederlands Onderdaan Zonder Enige Manieren’, maar de meesten vinden dat onzin.
Waar 'nozem' echt vandaan kwam, weet niemand.
Het woord werd voor het eerst in publicaties in 1955 gebruikt. Met een nozem werd een zelfbewuste jongere aangeduid, wat agressief, gekleed in een spijkerbroek en leren jack, uitgedost met een vetkuif, een sigaret in de mondhoek, luisterend naar rock ‘n roll uit een transistorradio. De jongeren verzamelden zich vaak op hun ‘buikschuiver’ voor de snackbar.
Een buikschuiver was een brommer, meestal van het merk Kreidler, met een doorlopend zadel voor berijder en passagier (een vriendin in amazonezit achterop). Je kon ook plat op je buik op het lange zadel gaan liggen, met je neus ongeveer op de tank. Vandaar de bijnaam ‘buikschuiver’.
Verveling en elkaar opstoken leidden vaak tot vandalisme en geweld. Er waren wel sportclubs, maar veel vertier was er niet. De naam nozem had al snel een negatieve klank. In de woordenboeken vind je voor nozem: een opstandige of baldadige jongere, een probleemjongere. In een studie uit 1959 met de titel ‘De jeugd in het geding’ lag de schuld niet bij de nozems, maar bij de volwassenen: niet de ‘losgeslagen jongeren’ waren het probleem, maar de bekrompen ouderen die het gedrag van bepaalde groepen jongeren niet als aanvaardbare variatie wilden accepteren.