Verhaal

Als je een verhaal schrijft, ga je meestal uit van wat je zelf meegemaakt of gezien, gehoord of gelezen hebt. Ook baseer je ideeėn vaak op mensen en plaatsen die je kent.

Je gebruikt bekende gegevens om iets nieuws te maken. Je begint met het bedenken van een paar elementen van je verhaal. Over welke personages ga je schrijven, in welke tijd speelt je verhaal zich af, op welke plaats(en) spelen de gebeurtenissen zich af?

Leef je in situaties in en stel je voor hoe personages eruitzien, hoe ze lopen en lachen, wat ze voelen, hoe het ergens ruikt, hoe iets smaakt of klinkt. Laat je fantasie de vrije loop en schrijf zoveel mogelijk op, ook al weet je nog niet of je er iets mee gaat doen.
Als je straks echt gaat schrijven, gebruik je in je verhaal alleen de meest sprekende details.

Vervolgens denk je na over wat er in het verhaal gebeurt: de plot. Je schrijft de eerste versie. Na een paar dagen herlees je je verhaal en herschrijf je wat je nog niet bevalt.

Zo schrijf je een verhaal.

Stijl
Om lezers van je verhaal te boeien, heb je niet alleen een spannend plot en interessante personages nodig, maar ook een stijl van schrijven die past bij jouw verhaal.

Je schrijfstijl zie je onder andere terug in woordkeus en zinsbouw. Die kunnen kort en zakelijk zijn, of juist langer en beeldend. Door een passende stijl wordt je verhaal interessanter voor de lezer.