In Angola ontstonden verschillende groeperingen die, elk met hun eigen doelstellingen, streden voor de onafhankelijkheid. De twee belangrijkste waren de Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA), die min of meer communistisch was, en het Volksfront voor de Bevrijding van Angola (FNLA), dat fel gekant was tegen het communisme.
In aanvang waren beide bewegingen geweldloos, maar dat veranderde toen eind 1960 een boerenprotest door de koloniale bestuurders bloedig werd neergeslagen.
De boeren verzetten zich tegen opgelegde belastingen, tegen de verplichting om katoen voor de export te verbouwen en tegen de komst van steeds meer boeren die koffie kwamen verbouwen en die hen daarom van hun land verdreven.
Het was het moment dat MPLA en FNLA besloten de wapens op te pakken om het koloniale bestuur omver te werpen. In 1966 mengde zich een derde partij in de onafhankelijkheidsstrijd, de Nationale Unie voor de Totale Onafhankelijkheid van Angola, kortweg Unita.
In Nederland ontstond een solidariteitsbeweging van mensen die de Angolese bevolking steunde in hun strijd. Het idee dat het aanhouden van een kolonie te rechtvaardigen was, raakte sterk uit de mode. Met acties zoals een boycot van koffie uit Angola, probeerde de solidariteitsbeweging zijn standpunt kracht bij te zetten (zie afbeelding). Koffie was toen een belangrijk uitvoerproduct van Angola.
In Portugal dat tot 1974 door een dictator werd geregeerd, kwam door de Anjerrevolutie een democratische regering aan de macht die bereid was mee te werken aan de dekolonisatie van Angola en die een snel einde aan de onafhankelijkheidsstrijd wilde maken.
Op 11 november 1975 werd Angola onafhankelijk en werd de macht overgedragen aan de MPLA die kort daarop een eenpartijstaat uitriepen met de MPLA als enig toegestane partij.
De meeste Portugezen verhuisden in grote haast naar het moederland. Van hun bezittingen namen ze mee wat ze mee konden nemen. Unita en FNLA bleven vechten, nu tegen de MPLA-regering, waarin zij geen plaats hadden. Het was het begin van een langdurige burgeroorlog. Tijdens deze oorlog werden wegen, spoorlijnen, zoals de Benguelaspoorlijn en andere infrastructuur vernield, werden grote stukken landbouwgrond te gevaarlijk om te bewerken door de landmijnen en kwam de economie van Angola op een laag pitje te staan.
Er was een wijdverbreide armoede en tienduizenden Angolezen zochten een veilig heenkomen. Pas in 2002 werd de binnenlandse oorlog beƫindigd en staakte Unita zijn verzet. De FLNA was toen al lang van het toneel verdwenen.