Paragraaf 5: Families en overerven

Overerven

Veel van je eigenschappen heb je als het waren overgenomen van je ouders, en die hebben het weer van je overgenomen van hun ouders, enzovoort. Zo gaan bepaalde eigenschappen zoals haar- of oogkleur generaties terug.

Maar dit geldt niet alleen voor uiterlijke eigenschappen. Ook dingen binnen in het lichaam zoals bloedgroep en zelfs bepaalde ziektes kunnen van generatie op generatie worden overgegeven, soms zonder dat er ook maar een kenmerk van naar voren komt. Dit zijn dan dus recessieve ziektes, omdat ze makkelijk onderdrukt worden.

 

Typische ziektes

Bepaalde ziektes die overgeërft kunnen worden zijn kleurenblindheid, taaislijmziekte en ook ADHD is erfelijk. Vaak worden deze ziektes door de vader doorgegeven, dit omdat de vrouwen, met overal gelijkheid in de chromosomenparen omdat er ook in het 23e chromosomen paar een identiek paar is. Terugkijkend op vorige paragraven, komt het vaak voor dat voor deze ziektes, dragers zijn. Personen die heterozygoot zijn en dus één gewoon en één afwijkend allel bevatten.

 

Uitleg en voorbeelden

Voorbeeld van een genetische stamboom: een dominante aandoening erft over

Figuur 3: Stamboom
https://nl.wikipedia.org/wiki/Stamboom

De ouders, de bovenste rij, wordt aangeduidt met P, van het woord parents.
De rij onder de ouders wordt de F1 genoemd, de eerste generatie. Dit kan verder doorgaan als F2, F3, F4, enzovoort.


Over het algemeen heb je bij een stamboom opdracht de genotypen (genenparen) van de ouders al gekregen en wordt er verwacht dat je verder kan rekenen naar F1 en soms zelfs F2.

Aandoeningen, zoals ook te zien in figuur 3, worden vaak met een andere kleur aangeduidt om het duidelijker te maken wie er wel of niet een bepaalde aandoening heeft. Ook met haarkleur kan dit werken. De blauwe vakjes zijn de familieleden met blond haar en de witte vakjes zijn familieleden met bruin haar.


Als je, tijdens een stamboom opdracht, moeite hebt met het uitpuzzelen, schrijf zo veel mogelijk details op, zet alle mogelijkheiden op papier en je kan ook een kruistabel maken, die in paragraaf 4 uitgelegd zijn.

 

Lastigheden

Soms is het niet mogelijk om zeker te weten of iemand heterozygoot of homozygoot is. Het fenotype is wel bekend en kan worden onderbouwd maar er is geen 100% zekerheid of er een AA is of een Aa. beide geeft namelijk wel hetzelfde fenotype maar het genotype, en hoe ze later de genotype van hun nakomelingen kunnen beïnvloeden.


Een ouder die heterozygoot is, kan twee verschillende genen doorgeven terwijl een ouder die homozygoot is maar één gen kan doorgeven.
Als je hier moeite mee hebt, probeer te kijken, als dit mogelijk is, naar de nakomelingen van deze ouders. Soms kun je hier uithalen, als deze bijvoorbeeld homozygoot is van een recessief gen, of de ouders dan deze genen ook moeten hebben gehad omdat ze geen genen door kunnen geven die ze niet hebben.