Theoretisch kader

Het theoretisch kader … maakt duidelijk wat er al bekend is over het onderwerp.

Als je onderzoek doet over een bepaald onderwerp, ben je (vaak) niet de eerste die dit onderwerp bekijkt. Daarom ga je kijken welke informatie er al is over je onderwerp en beschrijf je deze informatie in het theoretisch kader. Het zoeken naar bronnen kan op verschillende plaatsen. Internet is daar één van, maar er zijn meer plekken: boeken, tijdschriften of mensen die veel over een onderwerp weten.

Bij het zoeken naar bronnen begin je vaak te zoeken op internet. Maar niet alles wat op internet staat is ook waar. Daarom is het belangrijk om bij elke bron die je vindt, jezelf de vraag te stellen: klopt deze informatie?

Bronnen gebruik je om informatie te vinden over een onderwerp waar je zelf (nog) niet zoveel vanaf weet. Om dan te beoordelen of de informatie die je gevonden hebt ook betrouwbaar en correct is, is dan lastig. Een goede aanwijzing voor de juistheid van de gevonden informatie is als de informatie op meerdere plaatsen te vinden is. Hierbij moet je dan wel goed opletten of de bronnen echt van elkaar verschillen. Is het bijvoorbeeld niet steeds dezelfde persoon of organisatie die op verschillende plaatsen zijn/haar standpunt verkondigt.

Het is dus belangrijk dat je verschillende bronnen zoekt voor je informatie. Gebruik nooit informatie uit maar één bron. De informatie uit  de bronnen vat je samen in het theoretisch kader. Hierin beschrijf je de informatie uit de bronnen en verwijs je naar de bronnen.
Als je letterlijk tekst overneemt uit een bron, zet je aanhalingstekens om die tekst heen. Ook zet je erachter tussen haakjes waar de tekst uitkomt. Ook als je de tekst niet letterlijk overneemt, moet je opschrijven waar de informatie vandaan komt. Dit doe je door achter het stuk tekst dat je geschreven hebt, tussen haakjes te verwijzen naar de bron.

De lengte van het theoretisch kader verschilt per verslag, vraag altijd aan je docent hoe lang het theoretisch kader moet zijn.

Als je dan de bronnen gevonden hebt, is het handig als je ze later ook nog terug kunt vinden en eventueel kunt gebruiken in je verslag. Daarom schrijf je in je labjournaal de bronnen die je hebt gebruikt. Hiervoor zijn een aantal regels afhankelijk van de bron:

Voorbeeld:

De Vocht, E. & Van der Wildt, R.  (1987).  Junior encyclopedie van de dieren.

Voorbeeld:

Posthumus, E. (2013). Krachtige kern: Hoe je van een klein beejte uranium een enorme hoeveelheid elektriciteit maakt. Quest, 112.

Voorbeeld:

Volt (eenheid). Wikipedia. (2014). http://nl.wikipedia.org/wiki/Volt_(eenheid). Bezocht op: 29 september 2016.

Voorbeeld:

Het klokhuis. (2013, 30 mei). Het Klokhuis Vulkaan (30/5/2015) [YouTube]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=oWAsnGqiDhA

 

Bij het werken met bronnen let je op:
  1. De betrouwbaarheid.
  2. De bronvermelding:
    1. Bij citeren gebruik je aanhalingstekens in de tekst en geef je aan uit welke bron de informatie komt.
    2. Bij een samenvatting van één of meerdere bronnen geef je aan waar de informatie vandaan komt.
De regels voor het vermelden van bronnen zijn:
  1. Boek: naam van de auteur(s). (jaar van uitgifte). Titel van het boek.
  2. Tijdschriftartikel: naam van de auteur(s). (jaar). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, nummer.
  3. Website: naam van de auteur(s). Titel van de website. Organisatie. (jaar). Volledige adres. Bezocht op: dd/mm/jjjj.
  4. Video: naam van de maker(s). (jaar, dag maand). Titel de video [videoplatform]. Geraadpleegd van: volledige adres.